Juli 2002 - Jotunheimen, the hard way.


  • De foto's

  • In juli hebben Erik (mijn broer) en ik het plan opgevat om een korte trekking in het Jotunheimen Nationaal Park in Noorwegen te gaan maken, een formule die we vaker uitgeprobeerd hebben. Maar weersverwachtingen houden zich niet aan reisplanningen en ondanks de slechte voorspellingen zijn we toch maar op weg gegaan. Het resultaat was nat, koud en uitputtend. Ik denk er nu achteraf met voorzichtig plezier aan terug, maar vers in mijn herinnering ligt nog het moment waar we aan elkaar vroegen: "is dit nou leuk?" en allebei tegelijk uitriepen. "nee!". Het verslag.

    DAG 1

    22:30, Fondsbu

    Het doel is bereikt, we staan eindelijk met onze tent aan een snelstromende rivier in het Jotunheimen Nationaal Park. We deden er langer over dan verwacht om hier te komen en toen we Jotunheimen naderden begon het zoals voorspeld te regenen. Er hangt een dreigende sfeer, laaghangende grijze wolken boven een blauwgroen meer. Overal rotsen met felgele algen. Toen de regen even stopte hebben we ons zelf moed ingesproken en hesen we de rugzakken op onze schouders. Kampeerspullen en eten voor drie dagen, drinkwater is niet nodig omdat daar genoeg van voorhande is, misschien wel te veel als ik het zo zie. Dit is een van de weinige plekken in Europa waar je zonder problemen het rivierwater kan drinken.

    Het modderige pad klom snel het gehuchtje Eidsbugarden uit en al snel volgden we rode T’s die als wegmarkering op rotsblokken en steenmannetjes zijn aangebracht. We hebben wat navigatie betreft niets aan het toeval overgelaten. Allebei hebben we topografische kaarten en allebei hebben we een GPS meegenomen waarin we vooraf de lokaties van hutten en splitsingen hebben opgenomen.

    Af en toe zakte ik tot aan de rand van m’n schoenen weg in de modder en de gladde rotsen maakte het springen over de kleine riviertjes er ook niet makkelijker op. Het werd schemerig en ik begon de vermoeidheid al snel te voelen na de vliegreis vanuit Nederland en de 6 uur durende autorit naar Jotunheimen. Zo gauw we een vlak plekje voor de tent hadden gevonden gingen we zo snel mogelijk onder zeil, letterlijk.

    DAG 2

    8:00

    Ohoh. Het regent al uren, het waait stevig en af en toe klinkt er een harde onweersklap links of rechts naast ons. Het enige beschutte plekje is het binnenste van de tent, zolang die niet wegwaait tenminste. Het kost wilskracht om de warme slaapzak uit te komen en wat eten te maken. Koffie zit er niet in, het waait te hard voor Erik’s primusbrandertje en ik zie het niet zitten om hem in de tent aan te steken nadat Erik zei dat hij wel eens flinke steekvlammen gaf. Dan maar hardkeks met leverpastei en wat water. Voor dat laatste hoeven we alleen maar even ons pannetje in het stroompje naast de tent te houden. Er knalt een donder en de regen ratelt weer op het tentdak. Erik draait zich nog een keer om in z’n slaapzak en mompelt iets als "roep me maar als het mooi weer wordt". Ik vraag me af of we de motivatie zullen vinden om de tent uit te kruipen om de zompige modder van de Jotunheimen te gaan trotseren, ik vraag het me af.

    16:30, Olavsbu

    Allemachtig, verschrikkelijk, wat een vreselijke wandeltocht. Alles is zo ongeveer nat en ik ben helemaal gehavend en uitgeput. Erik is er iets beter aan toe omdat hij niet zoals ik een stuk of tien keer keihard is uitgegleden op de gladde rotsen, maar Erik is zo ongeveer onderkoeld.

    Het eerste voorteken van hoe het zou gaan worden kwam toen we net de tent hadden opgebroken. Op de plaats waar een brug ons over de snelstromende rivier moesten brengen staken nog slechts wat planken uit het witte bruisende water. Na een vergeefse zoektocht naar een plek waar we via stenen de rivier konden over hoppen accepteerden we het onvermijdelijke. We zochten een relatief rustig stuk van de rivier op, trokken onze broek en schoenen uit en gingen tot aan onze dijen door het ijs- en ijskoude water. Het kostte moeite om niet weggesleurd te worden op de gladde ondergrond en wanneer je probeert om de rotsblokken onder het wateroppervlak te zien maakt het snelstromende water je helemaal duizelig, het beste kan je naar de oever blijven kijken. Het zou niet de laatste keer zijn deze wandeltocht.

    Zompig mos en gladde rotsen wisselenden elkaar af. Overal water, stroompjes, riviertjes, watervallen, modder, ijsmeren en de koude striemende regen. Al snel begonnen m’n schoenen doorweekt te raken en even later voelde ik m’n sokken soppen. Een pad was nergens te herkennen en het bleef hink-stap-sprong van steen naar steen. Regelmatig gleed ik weg en ik voelde het eelt onder m’n natte weke voetzolen openschuren en de blaren beginnen te prikken.

    We klommen langzaam en toen we hoger kwamen kwamen we in grote sneeuwvelden terecht. De wind had vreemde zeshoekige golven gemaakt in de sneeuw, alsof we over een bevroren zee liepen. Deze golven, hellingshoek van de sneeuwvelden en de keiharde wind zorgen ervoor dat we regelmatig onderuit gingen. Meestal pijnloos omdat de sneeuw niet keihard was, maar wat minder pijnloos was waren de verborgen rotsblokken onder de sneeuw. Door de wind ligt er naast zo’n rotsblok nauwelijks sneeuw, zodat je genadeloos door de sneeuw zakt en op zo’n rotsblok stuitert. M’n scheenbeen lag open van zo’n een rake aanvaring en het bloed liep uit mijn mond omdat een andere aanvaring me met m’n gezicht vlak op de sneeuw deed belanden terwijl m’n rugzak me een harde tik tegen m’n achterhoofd gaf.

    Maar het meest dramatisch waren de met algen begroeide blokkenvelden. Ronde gladde rotsblokken die grijnzend lijken te zeggen: "gå fram, lag min dag" (go ahead, make my day), en zo geschiedde. Het water op mijn bril vertekent mijn beeld van deze rotsige natte wereld iets, net genoeg om mijn voet een paar centimeter naast de plek te zetten die ik voor ogen had. Vooral toen ik moe begon te worden lukte het niet meer om de resulterende "verplichtte figuren" te blijven corrigeren en keer op keer ging ik keihard neer tussen de harde rotsen. Op m’n armen, achterover, voorover, op m’n knieen. Ik werd ongerust omdat het een kwestie van tijd leek te zijn totdat er iets heel hard ‘krak’ zou zeggen en ik op de helicopter zou gaan moeten liggen wachten onder een reddingsdeken van goudfolie.

    Ik maakte het time-out teken naar Erik, maar toen bleek dat Erik ook in de problemen zat. Hij had heel optimistisch geen regenkleding meegenomen en was in een half uur volkomen doorweekt geraakt. Door de harde wind begon hij onderkoeld te raken en wanneer hij bleef staan of zitten begon hij ongecontroleerd te rillen. Een pauze zat er daarom niet in omdat hij in beweging moest blijven. Het glijden, vallen en rillen ging verder, af en toe afgewisseld door een ijskoude doorsteek van een gletsjerrivier waarbij de ijsschotsen m’n toch al rauwe scheenbenen een extra opdoffer gaven. Het ijswater verdoofde even m’n blaren, maar na een halve minuut kwam er een scherpe pijn voor in de plaats waarbij je alleen nog maar kan denken: "ik wil eruit! Ik wil eruit!".

    Ondertussen bleven we de kilometers aftellen tot de onbemande Olavsbu hut, oorspronkelijk slechts bedoelt als plek voor een lunchpauze waarna we stoer verder het park zouden intrekken, maar nu een veilige warme haven ver aan de horizon. Op de GPS lazen we de tergend langzaam slinkende afstand tot de hut af en de door vermoeidheid gedempte opluchting werd al heel snel nog verder getemperd toen we zagen dat ook hier de brug was weggeslagen. Een stoere Noorse vikingvrouw wenkte ons en stapte kordaat het woeste koude water in. Het bleek dat de hut 3 weken per jaar een huttenwaardin heeft en zij was het die me de helpende hand toestak. Terwijl het water aan m’n benen rukte verloor ik voor de laatste maal m’n evenwicht, maar kon me aan de restanten van de brug vastgrijpen voor ik kopje onder ging. Ik zwaaide m’n wandelstok na die met grote snelheid richting de noordzee verdween en strompelde de hut binnen.

    Warm, licht, droog, veilig. Geen doorweekte haar op onze natte hoofden die eraan dacht om de tent nog op te zetten en al helemaal niet om nog verder door te lopen. We trokken onze natte kleren uit en opende de deur naar een van de grootste Skandinavische buitensport uitvindingen, de droogkamer met houtkachel waar we onze kleren, schoenen en zelfs rugzakken te drogen hingen. Eindelijk tijd voor het eerste kopje koffie van de dag gelijk gevolgd door diner en een paar flinke slokken whisky.

    DAG 3

    8:30, Olavsbu

    Onnodig te zeggen dat ik vannacht nacht sliep als een roos, 10 uur diepe droomloze slaap. Ik heb wat spierpijn in m’n knieen en enkels, maar verder is alles goed hersteld zo te voelen. Ik heb m’n blaren doorgeprikt behalve de grote bloedblaar op m’n grote teen. Alle spullen zijn droog, zelfs de schoenen, wonderbaarlijk. Als ik uit het raam van deze rode houten hut kijk zie ik een landschap in grijswaarden. Grijze steile bergen voor ongeveer de helft bedenkt met sneeuw. De grijswitte rivier voor de hut is wat geslonken omdat het sterk is afgekoelt vannacht, minder smeltwater. Er is geen boom te zien, geen struikje, geen gras, alleen wat felgekleurde algen en als je geluk hebt af en toe een stukje mos. Geen lieflijk landschap, wel indrukwekkend. In de hut troffen we twee Noorse vrouwen van middelbare leeftijd die hier al een paar dagen zitten. Ze waren uit de tegenovergestelde richting gekomen en hadden het plan om naar Fondsbu te lopen, de plek waar wij gisteren vandaan zijn gekomen. Maar ze durven niet, ze wachten al dagen op goed weer, op genoeg lef of op een wonder. De huttenwaardin wilde niet op hun verzoek een helicopter te bellen en heeft als alternatief voorgesteld om ze dan maar te begeleiden naar Fondsbu. Erik en ik hebben besloten om ook terug te keren naar Fondsbu, maar via een andere, langere, route. De route van gisteren is ons op dit moment te heftig. We weten dan precies waar de afschuwlijke blokkenvelden liggen, de verradelijke sneeuw, de ijskoude rivieren, de zuigende diepe modder. De waardin kan ons niet vertellen hoe de route die wij op het oog hebben eraan toe is, maar die onzekerheid is ons op dit moment liever dan de zekerheid van het helse traject van gisteren.

    14:30, 61.4095 NB, 8.37831 OL)

    Wat een verschil met gisteren. Het begon te regenen toen we de hut verlieten, maar het werd al snel droog. Het moraal was hoog, iets dat ik gisteren niet meer voor mogelijk hield. Het liep zo makkelijk over het goedgemarkeerde pad dat we het niet helemaal vertrouwden, alsof we in een val werden gelokt. Maar zelfs nu, na 12 km, gaat het nog steeds als vanzelf. We liepen door een dal vol geelgroene rotsblokken die bijna lichtgevend leken. Het lijkt wel of door het gebrek aan kleuren alles dat een beetje kleur heeft er fel uitspringt, zo ook de felrode T’s die als vertrouwde begeleiders met ons mee leken te wandelen. Maar bij een gletsjer die een ijzig meertje aan het besluipen was verlieten we het dal en sloegen een ongemarkeerd pad in. De vertrouwde T’s zijn verdwenen, maar we worden af en toe nog geholpen door steenmannetjes. Het weer wordt steeds beter, af en toe spettert het nog wat , maar de zon breekt ook regelmatig even door. Wat een verademing na gisteren. Ik begin al voorzichtig te hopen op een probleemloze terugkeer naar de verre wereld beneden de boomgrens.

    21:00

    Niet lang na de vorige beschrijving kregen we de weerdemonen weer even tegen ons. Er kwam een donkere lucht over de bergen en op het moment dat het begon te regenen stonden we tegenover een woeste rivier. Aan de overkant zagen we de steenmannetjes keurig het pad markeren en over een bergkam verdwijnen, maar ze waren net zo onbereikbaar als de maan. Een stap in het water en we zouden wegspoelen. We volgden de rivier stroomafwaarts naar een meer en daar waar het water minder hard stroomde probeerden we met onze ogen een veilige route door het water uit te stippelen. Het lukte om door het water te komen, alleen verloor Erik onderweg de tent. Gelukkig kon hij hem nog net bij een scheerlijn vastgrijpen anders waren we dakloos geweest. Een uur later bereikten we de rand. We werden beloond met een schitterend uitzicht over het helderblauwe Bygdin meer. Diep beneden ons lag de houten nederzetting van Eidsbugarden met de Fonsbu hut en na een modderige afdaling en nog een laatste rivierdoorsteek konden we ekaar eindelijk een high five geven. Ondanks de felle gevechten tegen trollen, weergoden en onszelf keken we toch nog even met een flinke grijns achterom terwijl de eerste mug me in m’n nek stak. Tijd om te vertrekken, takk Jotunheimen, hilsen!