USA 2003 - Cactussen, Radiotelescopen en Canyons

USA 2003 - Cactussen, Radiotelesopen en Canyons

De foto's

DAG 1, 10 mei 2003

10:00, Schiphol

Reisdag. We zijn op weg naar Amerika en er zullen nog ongeveer 20 uur verstrijken voor we tot stilstand komen in de hottub op de veranda van Eric en Kristeen in Tucson, Arizona. Ik ben al 3 keer gescand, 2 keer gefouilleerd en 1x ondervraagd nog voordat we het vliegtuig gezien hebben. Je zou haast denken dat het beroep van luchtreiziger tot de risicoberoepen gerekend wordt. Maar wanneer je even de statistieken over het aantal vluchten per dag en het aantal terroristische aanslagen met vliegtuigen voorbij laat komen dan lijkt 1 keer fouilleren me ook ruimschoots genoeg. Ik hoop dat ze ons aan de andere kant van de oceaan wel onze 8 kilo trekkingvoedsel laten houden. We zijn dus op weg naar het zuidwesten van de USA: Arizona, New Mexico en Utah.

Ditmaal geen luie rondkijkreis met een joekel van een camper, maar een 3-weekse reis met drie doelen.

Het eerste doel is de woestijn. Twee maanden geleden zat ik ‘s morgens om 09:00 uur helemaal alleen in de Burgers Desert, een stukje nagebouwde woestijn in de dierentuin in Arnhem. Ik kreeg toen zo’n zin om dat in het echt te gaan zien, dat ik Petra voorstelde om naar Arizona te gaan. Petra hoefde geen minuut na te denken en een half uur later was de vlucht naar Phoenix geboekt. Om in wildwest termen te blijven, ik schiet sneller dan m’n eigen schaduw, maar dan met mijn creditcard.

Het tweede doel is de VLA, bij Socorro in New Mexico. De naam, Very Large Aray (hele grote rij), zegt het al, dit is de grootste radiotelescoop ter wereld. We hebben er wel eens met een drup aan onze neus bij het hek gestaan, maar vanwege film opnamen voor de film "contact", mochten we er toen niet in (zie reisverslag USA 1996). Ditmaal is dat anders. Nu werk ik zelf bij de radiosterrenwacht in Westerbork en nu gaan de deuren wijd open. We zijn uitgenodigd voor een prive rondleiding bij de sterrenwacht door Lorent Sjouwerman. Lorent werkt bij de NRAO, maar werkte vroeger bij JIVE in Dwingeloo en al mijn collega’s lijken hem te kennen. Ik moet heel wat groeten overbrengen.

Het derde doel, het hoofddoel, brengt ons naar Utah. We hebben daar in 1994 en 1996 met open mond naar het indrukwekkende landschap van het Colorado plateau staan staren en toen droomden we al over een reis verder het binnenland in, waar je niet met een auto of camper kan komen. En dat gaan we nu doen. Het plan is om in vier dagen Zion Canuon National Park te doorsteken. Hetzelfde willen we doen in Bryce Canyon en als we nog tijd hebben een 2 of 3 daagse door Capitol Reef.

Daarna rijden we via Flafstaff, Arizona terug naar Phoenix. In Flagstaff ontmoeten we Paul en Cil, die daar heel toevallig dan op vakantie zijn en tenslotte vanuit Phoenix nog een uitstapje naar het Organ Pipe National Monument aan de Mexicaanse grens. Een stukje Sonora bloedhete woestijn vol bijzondere cactussen.

Al met al wordt het een beetje een hollen van staat tot staat en stilstaan in de nationale parken.

11:00 (lokaal)

Vele uren later, waarvan de meeste met m’n ogen dicht. We bevinden ons net ten zuiden van de Hudson baai boven Canada en hebben zojuist de verplichte formulieren ingevuld. Ik heb niet echt geslapen, maar toch lijkt de tijd sneller te gaan aan de binnenkant van mijn ogen. Ik heb een klote-plaatsje, in de middenrij, met drie mensen rechts van me en vijf mensen links van me. Nog anderhalf uur naar Minneapolis en dan nog drie en half uur naar Phoenix, gaap. Mmm.. het lijkt erg ver deze keer, vervelend ver, terwijl we toch sinds de laatste keer USA al veel grotere afstanden hebben afgelegd naar Zuid-Amerika en Australie. Heeft met verwachtingspatroon te maken, ik dacht dat dit nou wel mee zou vallen, dat had ik dus beter niet kunnen denken.

14:00, Minneapolis

Pfff, wat een gedoe. Ik had een kruisje gezet bij het item "food" op het inreisformulier, dus we kregen een extra behandeling bij agroculture. Petra moest haar rugzak uitpakken om de leverpastei te controleren. Gelukkig mochten we het houden. Bij de douane een wat merkwaardige ondervraging omdat ik geen verblijfadres had ingevuld, maar "campingtrip". De bijna onbeschoft strenge douanier keek me strak aan en vuurde vraag na vraag op me af. Ik kreeg niet de gelegenheid om na te denken en halverwege een antwoord kwam de volgende vraag alweer, grappige tactiek. Hij vroeg me een paar keer waarom ik niet wist waar we overal gingen kamperen en hoe ik dat dan wilde uitvinden. Ik zei dat ik een kaart met campings had en die moest ik laten zien en uitleggen wat ik van plan was. Vervolgens een metaaldetector, alleen werkte het hier net anders. Je mag er 1 keer door, gaat hij af dan heb je een probleem (aldus een dame van security). We moesten dus ditmaal ook de schoenen uit en riemen af en Petra moest zelfs haar haarspelden uit). Petra had niet begrepen dat "schoenen uit" een opdracht was i.p.v. een hulpvaardige mededeling en zei "och, ik probeer het eerst wel even zo" en stapte op het poortje af. Ze werd toen natuurlijk bijna tegen de grond gewerkt door een struise bewaakster en ging alsnog sputterend haar schoenen uittrekken. Ik stapte er op kousenvoeten door en hoorde Petra nog net roepen "je horloge!". Te laat, ohoh. Ik keek in het grijnzende gezicht van een potige veiligheidsman en hield mijn adem in….niets, geen snerpend gepiep, pjew. Ik dacht even een vlaagje teleurstelling te zien in het gezicht van de stierennek. Uiteindelijk waren we nog net op tijd voor de aansluiting naar Phoenix. Mooi, alle formaliteiten en controle’s achter de rug, dit is een binnenlandse vlucht. We zijn in Amerika.

21:00 uur, Tucson!

Alles verliep soepel en al snel na de landing zoefden we in een luxe slee (we kregen een gratis upgrade) over de I-10 zuidwaarts naar Tucson. Ik werd zelfs weer wakker. Toen we Tucson binnenreden was het donker, maar met behulp van mijn GPS en de coordinaten die Eric mij had doorgegeven vonden we feilloos het huis van Eric en Kristeen. Een huis vol honden, katten en het beloofde bubbelbad onder de sterren. Yeehah, we zijn er, en nog energie over om er van te genieten, geweldig.

DAG 2

7:30 uur

Wat een beestenboel, letterlijk. Terwijl ik probeer te schrijven kroelen de drie honden en drie van de vijf katten om me heen op jacht naar aandacht. Goh, een hele nacht gemaakt en uitgerust en fris wakker. We zijn tot 22:00 uur in de hottub gebleven, heerlijk, en daarna ging het lichtje wel uit na 25 uur. We werden gewekt door een specht die op een metalen overkapping naast het raam begon te hameren, alsof er een wekker af ging. Het was licht en de lucht was vol vogelgeluiden. Voor het eerst zagen we de tuin van de Andersons bij daglicht, het lijkt wel een park vol cactussen en bloeiende bomen en net zoals hun adobe huisje, lekker rommelig. Bedoeld om in te leven. Van de stad is niets te horen of te zien, alleen af en toe een van de goederentreinen die door de woestijn op weg zijn naar Phoenix.Wat een prachtige ochtend.

19:30

Na een lange luie ochtend in de achtertuin zijn we de verplichtingen gaan uitvoeren. We hebben de achterbak volgeladen met waterflessen van 10 liter per stuk en genoeg blikken bonen om de komende week door te komen. We hebben gasflesjes gekocht voor de brander en houtskool voor de barbecue, als het goed is zijn we nu een poosje zelfvoorzienend.

‘s Middags zijn we naar Saguaro National Monument gereden. Een cactuspark buiten Tucson. Petra had geluk, ze wilde naar Arizona om de cactussen in bloei te zien en de Saguaro’s, Ocotillo’s , Cholla’s en Prickly Pears zaten vol witte, rode en gele bloemen. Het was bloedheet, terwijl het nog lang geen zomer is. Overal vinkjes, spotvogels, spechten, gieren en zelfs een roadrunner. Petra liep te kicken en ik te zweten, vooral toen ik ondanks de waarsschuwingen een stuk jumping Cholla cactus in m’n been kreeg, zucht.

‘s Avonds zijn we naar de Mexicaan geweest, El Charro in downtown Tucson. Dankzij de Marguerita en de jetlag die nu toeslaat zit ik nu te knikkebollen. Nog even in de Hottub en dan onder zeil. De laatste nacht in een comfortabel bed. Morgen gaan we naar Socorro. Ik moet stoppen met schrijven. Chinle (de ex-indianenhond die E&K bij Chinle hebben meegenomen) komt tegen m’n pen duwen, hij moet geaaid worden.

DAG 3

13:00 uur, New Mexico

Na nog een comfortabele nacht in de oase en een ontbijt met 1 hand (de andere hadden we nodig om de kudde huisdieren te aaien) vertrokken we richting New Mexico. Het was een leuke comfortabele acclimatisering, maar het is altijd leuk om weer op weg te zijn. Het standaard rechthoekige stratenpatroon vol fastfood ketens in Tucson, maakte plaats voor de rechte lege interstate 10 naar New Mexico. Eigenlijk loopt deze weg helemaal van Florida naar California, maar wij volgen hem maar een halve dag.

We hebben zojuist bij Deming de interstate verlaten en zijn we over highway 26 onderweg door een kaal heet landschap, naar Hatch aan de I-25 naar Alberquerque. Die weg volgen we tot ongeveer Socorro, ons einddoel voor vandaag. Ontzettend leuk om hier te zijn. Het voelt niet zo avontuurlijk als de eerste keer, het is alsof we gewoon onze laatste USA-reis voortzetten. Alles is anders dan thuis, maar niet overweldigend nieuw of spannend. Het is immers ook de vijfde keer. Het is erg leuk, relaxed en comfortabel.. En dat was ook de bedoeling deze keer. De dosis avontuur volgt nog wel in de canyons van Utah.

Petra is zo ongeveer verliefd geworden op Tucson, zowel op de stad als op de omgeving. Ze zou het geen straf vinden om er een poos te wonen. Goh, mij te heet in de zomer, maar verder zou ik dat ook wel zien zitten.

Wat wel opvalt is het nationalisme, het druipt overal van af, vooral als je naar de radio luistert. De oorlog in Irak is net voorbij en de wereld heeft grote kritiek op de VS ( en terecht in my humble opinion). De reclameboodschappen bevatten "support our troops" boodschappen en zelfs de country & western liedjes gaan over 9/11, Bin Laden en Irak. Toch lijkt de kritiek van de wereld hard aan te komen. Het meest bizarre vond ik "radio democracy" een soort propaganda zender gericht op de eigen bevolking. We sneden gisteravond in de hottub het onderwerp nog even aan, maar al snel raakten de gemoederen tussen Eric (pro) en Kristeen (anti) behoorlijk verhit. Kristeen vond dat de VS buiten zijn boekje ging en dat de Amerikanen zo terecht gehaat werden. Eric vond dat nu Libanon en Syrie aangepakt moesten gaan worden. Eric was in de minderheid in het bad. Toch vond hij Bush een domme eikel die de verkiezingen heeft gekocht, toch nog iets waar we het over een waren.

19:00 uur, San Antonio

Pjew, ik ben moe. We staan nu op 15 mijl ten zuiden van Socorro, net buiten het vogel reservaat Bosque del Apache, op de "birdwatchers campground". De tent staat aan de voet van zo’n typisch western watermolentje, in de schaduw van wat vogelige bomen. Kolibries verdringen elkaar bij wat bakjes, euh, kolibrievoer (suikerwater) en grappige bepluimde california quails (kwartels) stappen parmantig rond. We zijn het enige tentje tussen de megasize campers, RV’s (Recreation Vehicles) genoemd. Toen ik om een grasplaatsje vroeg, werd er smakelijk gelachen. "no grass grows here, this is desert, make the best of it, hehehe". Gelukkig heb ik wat rotsharingen meegnomen, waarmee ik eerst gaten in de grond kan rammen om daarna m’n mieterige lichtgewicht harinkjes in te zetten. Goh, voor het eerst dat ons tentje een ander continent bezoekt.

Vanmiddag toen de woestijn het leegst en droogst leek, doemde er een eenzaam cafe op: "middle of nowhere bar" stond er in afbladderende letters op de gevel. Daar moesten we natuurlijk naar binnen.Van buiten zag het er nogal duister uit, maar toen we de klemmende deur open duwden stapten we zo het tijdloze Amerika binnen. Coca cola, een jukebox en een vriendelijk "howdy folks". We waren de enige klanten en het leek erop alsof er al lang niemand geweest was. We zijn blijven lunchen en babbelen, maar uiteindelijk moesten we toch weer verder de stoffige woestijn in. Het diner was een echt western diner. Onder de windmolen heb ik een pannetje bonen warm gemaakt. Tortilla wrappers met chilibeans, die zullen we nog wel eens vaker zien deze vakantie denk ik.

DAG 4

7:30 uur, Bosque del Apache

Heerlijk geslapen. Toen het donker werd gingen we onder zeil en met zonsopkomst weer op. Ik geloof niet dat Petra zich realiseerde dat het 6:00 uur lokale tijd en 5:00 uur Tucson tijd was. Normaal heeft ze een hekel aan vroeg opstaan. Petra had het idee om naar het vogelreservaat terug te rijden voor het ontbijt, dus nu zitten we in een lekker zonnetje met een mooi uitzicht over de moerassen tussen de vogels en de cactussen te ontbijten. Het ontbijt zelf is wat karig. Cornflakes met water en een kop koffie. De rest denken we er wel bij. Het is lekker fris trouwens, we zitten op bijna 1500 meter hier.

Petra loopt geweldig te kicken en zit met de verrekijker in haar handen te babbelen en te wijzen. "Kijk, een knalgele, hee een rooie, dat is een mooie". Mijn kickbeurt komt zometeen, bij de Very Large Array.

We weten nog niet precies hoe we naar Utah rijden. Er zijn een aantal mogelijkheden langs verschillende interessante plekken. Pueblo’s, de Hopi dorpen op de mesa’s, oude lavastromen, canyons met "claff dwellings". Ik heb voorkeur voor de Hopi’s, Zuni pueblo en Monument Valley. Petra heeft voorkeur voor de route naar Colorado via Shiprock en Four Corners. Maar onze voorkeuren zijn beide niet zo sterk, eigenlijk maakt het geen bal uit gewoon. We zien nog wel. Het vakantiegevoel heeft in alle hevigheid toegeslagen.

15:00 uur, Datil Wells

Om 10:00 uur reden we Socorro binnen en na een snelle boodschap zijn we naar het kantoor van NRAO gereden op de campus van de Universiteit of New Mexico. We werden begroet door Lorant Sjouwermans, een astronoom die vroeger in Dwingloo werkte, en na een rondleiding door het AOC (Array Operations Center) vertrokken we naar de VLA zelf. Ik reed met Lorant mee, terwijl Petra ons volgde met onze auto. Het bleek dat ik Lorant al eerder ontmoet had op de Westerbork gebruikersdag, maar we hebben elkaar toen niet gesproken. Drie kwartier later doemden de 27 grote witte schotels van de VLA op. Van de hoek waaronder we keken leek het wel een bos chaotisch geplantte woestijnbloemen met een kelken hemelwaarts gericht in een leeg landschap dat zinderde van de hitte. We reden voorbij het bord waar we in 1996 rechtsomkeerd moesten maken vanwege de filmopnames voor "contact", maar ditmaal drongen we door tot in het hart van de installatie. De controlekamers, de correlator ruimte en de bouwhal, waar ze de bestaande telescopen aan het upgraden zijn. In Westerbork hebben we onze upgrade vorig jaar afgerond en eventjes zijn we de beste. Hier zijn ze druk bezig om ons weer in te gaan halen en ze gebruiken heel uitdagend telescoop 13 als prototype. Ze waren net begonnen met het verrijden van de telescopen, een operatie die weken in beslag neemt. Elke telescoop wordt dan op een transporter geplaatst en moet via een spoorlijn naar een nieuwe locatie worden gereden tot maximaal 30 km vanuit het centrum. Vanuit de controlekamer konden we met een verrekijker nog net een wit stipje aan de horizon zien staan. De eerste verplaatste telescoop, tjemig. Ontzettend leuk, ik liep te kicken. Een zeer geslaagde revance voor de gemiste kans van zeven jaar geleden.

De campings zijn niet zo dik gezaaid hier, maar toevallig is er een mooie natuurcamping net buiten Datil op 20 minuten van de VLA. Een dennenbos met ruime plaatsen, met barbecue’s en firepits. Goed gegokt, we hebben namelijk vlees gekocht om te gaan barbequen. Het is nog vroeg, maar we blijven hier. Lekker even relaxen en genieten en morgen noordwaards.

19:00 uur

Tjonge, alles is zo volgens de specificaties dat het gewoon klef is. We hebben een korte "nature trail" gelopen met uitzicht over de San Agustin Plains met de VLA op de achtergrond. Daarna de perfecte barbecue uigevoerd met steak, porc shops en een heerlijke "Turning Leaf" Merlot, verrukkelijke Californische wijn. Het licht is zacht en het is 26 graden. Een aangename temperatuur in deze droge lucht. Af en toe zoemt er een kolibrie voorbij en volgens de campingbaas is er zelfs kans op een beer (sure). Dit is zoals ik me het kamperen in de VS met een glimlach herinnerde.

DAG 5

6:30 uur Datil Wells

De zon komt net over de heuvels en zet ons kampje in een zacht licht. Het is fris, 8 graden, dus de zonnestralen zijn welkom.Wassen bij de pomp met ijskoud water en ontbijten met truien en jassen aan. Ik mag dat wel, ik hou meer van kou dan van warmte. Petra is ontzettend verbrand van gisteren, dus die is zowiezo een paar graden warmer. We hebben gisteren wat nauwkeuriger naar de planning gekeken. Als we de 4-daagse en 3-daagse in Zion en Bryce willen doen, moeten we over drie dagen in Bryce zijn en dat gaan we proberen. Vanavond naar Bluff in Utah, morgen naar Fruita in Capitol Reef en overmorgen naar Bryce. En dan blijven we dus 9 dagen in Zuid Utah voordat we weer naar Arizona rijden. De hike in Capitol Reef doen we dus niet, geen tijd. Dus weer een reden om nog eens een keer terug te komen.

14:30, Route 66

We hadden gisteren gehoord dat om 8:00 uur het verplaatsen van de telescopen bij de VLA zou beginnen en toen we om 7:30 de camping afreden kwam dat te mooi uit om te laten schieten. Highway 60 langs de VLA kruist een van de drie armen van de VLA. Op die plek loopt dus de spoorlijn waarover de telescopen op de transporter verreden worden naar een nieuwe locatie. De VLA staat op de gigantische San Agustin vlakte en we zagen al van ver dat 1 van de telescopen naar het zenith wees in plaats van in dezelfde richting als de andere telescopen. en dat hij dus waarschijnlijk op weg was naar een nieuwe locatie. Toen we dichterbij kwamen zagen dat hij op weg was naar de highway en dat leek me wel een heel bijzonder gezicht. Zo’n gevaarte dat doodleuk de weg oversteekt. We parkeerden bij de spoorwegovergang en zagen het 50 m hoge apparaat langzaam op ons af komen. Een mannetje op een fiets reed er voor uit om de hekken open te doen en het verkeer te regelen. De telescoop ging zo langzaam dat we even tijd hadden om te babbelen. Hij bleek al 26 jaar bij de VLA te werken en had men nog helpen bouwen. Heel even leek het erop dat de telescoop tot stilstand gebracht moest worden. Er stond namelijk een vrouw vlak naast de rails die niet begreep dat ze uit de weg moest. Toen er vanaf de transporter naar haar geroepen werd, dacht ze dat ze de fiets van de hekkensluiter uit de weg moest halen en wandelde er mee weg. Maar het ging er natuurlijk om dat ze zonder helm niet onder de telescoop mocht komen, veiligheid voor alles. De vrouw was Petra. Het overstekende gevaarte leverde een paar mooie plaatjes op.

Een kostbaar uur van deze lange rijdag werd opgeslokt, maar het was een goede ruil. We verloren nog een half uur in het piepkleine gehucht "Pie Town". In het midden van het dorp, of aan de rand, wat in dit geval hetzelfde is, stond het pie-o-neer cafe. Het cafe leek zo weggelopen uit een "road movie" en grijnzend liep ik naar binnen voor een kop koffie en een stuk pie (taart). Aan de bar zat een "oldtimer" compleet met cowboyhoed aan zijn ontbijt, scrambled eggs met een dikke plak vette ham. Achter de bar stond een magere vent met vale afzakkende jeans en een zonnebril op. Een gouden kies glinsterde in z’n mondhoek en hij praatte langzaam en lijzig. In de keuken stond een soortgelijke type met een lange paardestaart en een wat woeste uitstraling. In een film zouden ze respectievelijk een jager en een hell’s angel spelen. De oude cowboy bleek sinds 1935 in Pie Town te wonen en vertelde het verhaal van een roodharige Ier die in de tijd van de cattle drives een bakkerij begonnen was, waar hij taart bakte voor de cowboys. Dat was het begin van Pie Town. Opeen viel bij mij het kwartje en om het volgende gesprek te begrijpen moet ik eerst wat uitleggen.

In 1996 waren we met een camper op weg van New Mexico naar Arizona en ergens in de buurt van de staatsgrens kampeerden we op een gratis stukje BLM land. Op de campsite ontmoetten we een wat ruige gepensioneerde marinier, genaamd Lester. Halfzat vertelde hij ons de meest wilde verhalen over UFO’s, smeltende poolkappen en hij probeerde ons zelfs zijn huis te verkopen. Nu stond dat huis nog hoog op de hoogvlaktes van New Mexico, maar als de poolkappen eenmaal zouden zijn gesmolten zou het een waardevol "beach property" zijn. Hij had zelfs een wereldkaart met de nieuwe landcontouren. Het huis stond in …inderdaad, Pie Town…

Ik vroeg aan de oldtimer ’Do you know anyone by the name of Lester? An old marine?’ en zonder van z’n bord op te kijken antwoorde hij’Hell, I wish he hurried up and died’. Ah you know him?’ vroeg ik, ‘We met him 7 years ago, he must be about 70 now’. De barkeeper mengde zich in het gesprek en met nauwelijks verholen minachting antwoorde hij ’yeah, Lester Jackson, he lives right at the camp across the road’. Ah, verrek. Ik herinnerde me dat Lester vertelde dat hij een camping had. Ik geloofde er toen niks van. De barkeeper ging verder ’He comes here twice a week, just to get ice to keep his beer cold’ en grijnzend antwoorde ik ’that is how I remember Lester’. Er werd gelachen en instemmend geknikt en de kok riep nog wat onverstaanbaars vanuit de keuken, waarop de barkeeper ‘Lester Jackson!’ terug riep. Lester was duidelijk niet een van de meest geliefde inwoners van het dorp. Ik zei ’when you see him, say hi from me’, maar de barkeeper had daar weinig oren naar en vroeg ‘Why don’t you just go over and say hi to him yourself?’. Ik moest even nadenken en zei ’Mmm, I think that meeting Lester once in 10 years is enough and only 7 years have passed, maybe next time’. ‘hahaha, you are right about that!’ kwam er van achter de bar. We verlieten Pie Town en ik heb nog lang zitten grinniken, terwijl ik aan de twee klassiekers van Lester dacht. ‘men and Tequilla don’t go together’ (een opmerking die ik in Tucson nog gebruikte om een tweede Marquerita af te slaan) en ‘I’ve got to see a man about a horse’ (ik moet plassen). Vooral die laatste gebruikte hij vaak terwijl hij achter z’n verroeste camper verdween om z’n bier te lozen.

De rest van de ochtend en middag reden we door een eindeloos landschap. We zijn nog even naar Zuni Pueblo gereden, een van de indianendorpen die al sinds de middeleeuwen bewoond is. Het was er wat naargeestig en er was weinig interessants te vinden. In Gallup kwamen we op de route 66 en bereidden we ons voor op het Navajo reservaat en Utah. De voorbereiding bestond uit 2 flessen "Turning Leaf Merlot", want de komende dagen zullen we dat niet meer kunnen kopen. Zowel de Navajo nation als Utah zijn alcoholvrije gebieden. We zijn inmiddels alweer een poosje onderweg in het Navajo reservaat, en gebied dat volgens mij groter is dan Nederland en Shiprock doemt op aan de horizon. Shiprock is een enorme rots in de vorm van een schip, een van de trekpleisters, maar wij zoeven er zonder te stoppen voorbij. In het noordoosten verschijnen de besneeuwde toppen van de Rocky Mountain in Colorado. Shiprock ligt vlak bij four corners, het punt waar Arizona, Utah, New Mexico en Colorado aan elkaar grenzen, maar voor we daar zijn slaan we linksaf naar Arizona en na een uur rechtsaf naar Utah.

17:30, Bluff, Utah

Pjew, meer dan 500 km ‘two lane blacktop’ (tweebaansweg) achter de kiezen, best moe nu. We reden bij de San Juan rivier het dorre Navajo reservaat uit en aan de oever van die rivier vonden we een camping. Een verscholen groene oase in een rode zandstenen canyon. Op zoek naar precies het allermooiste plekje, zetten we per ongeluk de tent op op een gereserveerde plaats, shit. Zoiets werkt na een lange vermoeiende dag niet best op mijn humeur, maar ach, ik weet waar het vandaan komt. Maar even met een kop koffie en de handje chips het landschap in me opnemen, dan is mijn goede humeur zo weer terug. Het is broeierig warm en het land snakt naar regen. Net in lucky luke land stak er zelfs even een echte zandstorm op. Net als in Nederland is het hier een van de droogste periodes in lange tijd.

DAG 6

7:00, Bluff

De langverwachtte regen is gekomen en de grond zuigt het zo snel op dat het rode zand niet eens nat lijkt te worden. Bliksemflitsen schieten door de lucht en donkere wolken rollen voorbij. Het zijn maar wat buitjes, maar genoeg om er een frisse geurige ochtend van te maken.Vroeg op, vroeg ingepakt en vroeg weg. Op naar Capitol Reef.

12:30, Fry Canyon

Tjemig, we zijn gestrand. De benzine is op. We staan met een paar auto’s bij de gesloten pomp van Fry Canyon Lodge, midden in het uitgestorven rode landschap. "Out of order", zegt een bordje, maar dat is het probleem niet. Volgens een paar rugzakkers gaat de pomp pas om 16:00 uur open omdat men hier in "Navajo time" leeft, wat dat ook moge betekenen. Naja, we hebben geen andere optie dan 3,5 uur te wachten. Petra’s mondhoeken hangen naar beneden en ze heeft het al over klote-indianen en klote-Utah. Dat het ijskoud is en de laatste uren geregend heeft doet haar humeur ook niet veel goed. Ik vind het allemaal wel grappig en installeer me gewoon met m’n schrijfblokje op een stoel op de veranda. Ik kan me absoluut niet voorstellen dat we geen benzine zullen krijgen voor 16:00, er gebeurt vast wel wat voor die tijd.

Het was een mooie ochtend trouwens, totdat het echt begon te plenzen. We waren vroeg weg en besloten om toch nog naar Monument Valley te rijden. Achter ons kliefden nog steeds de bliksemschichten door de zwarte lucht, maar voor ons verscheen blauwe lucht aan de horizon. Toen we drie kwartier later Monument Valley binnenreden scheen de zon en lichtte het rode landschap fel op. Wat een kleuren, de rode vierkante bergen (buttes), geel bloeiende yucca’s, de felblauwe lucht en velden vol paarse bloemen. Ik herinnerde me Monument
Valley als een drukke toerist-trap vol Navajo’s met dollartekens in de ogen. Maar dankzij het vroege uur, het vroege seizoen en het feit dat we bij het tolhokje zijn omgekeerd, heeft het me nu een beter gevoel gegeven.

Via Goosnecks State Park en de Valley of the Gods klommen we het gebied uit via een angstaanjagende gravelroad. Overal stonden waarschuwingen en ik begrijp achteraf niet hoe ik hier in 1994 met een camper vanaf ben gekomen, brrr. Er stond zelfs een bord da je dat ook niet met een camper moest proberen.

Na een regenachtig bezoek aan Natural Bridges National Monument belandden we dus hier halverwege Hanksville bij Fry Canyon. En raad eens? Er komt zojuist een vriendelijke hippy aangewandeld. "heh, dude, need gas? I’ll be right there". Grijnzend maakte ik naar Petra het zie-je-wel-gebaar en we kunnen weer op weg door het bizarre rode landschap.

16:30, Fruita

Some things never change. We hebben het prachtige Capitol Reef bereikt en het lieflijke dorpje Fruita. Boomgaarden, hertjes en sappige grasvelden langs de Fremont River. Alles omringt door het mooiste landschap van felrode rotsen dat je je kunt bedenken. De zon schijnt door fris groene bomen en de hemel is strakblauw na een dag vol ruig weer. We zijn twee keer eerder in Fruita geweest en toen viel me ook de serene atmosfeer en de positieve uitstraling van dit plekje me op. Ik was een beetje bang dat het nu zou tegenvallen, maar dit is een van die zeldzame plaatsen waar de magie werkt. Zoals ik zei, some things never change. Logistiek heb ik ook twee doelstellingen gehaald. Mijn kleren en mijn haar gewassen. Een douche is hier niet, tot nu toe nergens waar we kamperen, maar wel water. Alleen koud water helaas, maar goed genoeg, ik ruik weer naar lentebloezem, in plaats van naar een week oud zweet.

20:00

Wat is het hier toch mooi. We zijn nog even de scenic drive gaan rijden en gestopt bij wat trail heads. Wat een stilte, wat een geweldig rood en groen landschap. Onze voeten jeuken. Petra stelde voor om de driedaagse in Bryce te skippen en een paar dagen langer hier te blijven. Maar dat zou ik mezelf niet vergeven, die Bryce wandeltocht wil ik namelijk al jaren maken. We spraken net een andere hiker die vanmorgen uit die omgeving kwam. Toen het bij ons onweerde, sneeuwde het in Bryce en er schijnt 15 cm gevallen te zijn. Misschien verruilen we het perfecte Capitol Reef voor een winters landschap. Naja, we hebben al besloten dat we Capitol Reef nog een (vierde) keer moeten bezoeken en we zijn zelfs al plannen aan het maken voor een route. Oei, stoppen met schrijven en kijken. De lichtshow van de ondergaande zon op de rode rotsen begint, wauw.

DAG 7

7:00 , Fruita

Een wat klamme nacht, de slaapzak en de tent zijn vochtig. Het heeft niet geregend, waarschijnlijk komt het van gisteren. Er is al veel activiteit en er vertrekken al campers. Er zijn weinig voorzieningen voor tenten, niet eens een washok. We moeten ons wassen in het wasbakje op de wc. Het is voornamelijk op campers, RV’s, ingesteld. Toch staan hier in Fruita veel tentjes. De campgrounds ademen overal de sfeer van ruimte uit, net als de rest van het land. De plaatsen zijn gigantisch en zelfs op het tentveld ter grootte van een half voetbalveld zijn precies 8 plaatsjes gemarkeerd. In Nedereland zou de camping bijna leeg zijn, maar hier stond gisteravond een bord "campground full". Tjee, ik zou me niet happy voelen als ik hier rechtsomkeersd moest maken en ik zag deze mooie "half-lege" camping. Maar als je er staat is het heerlijk.

12:00, Bryce Canyon

Wat een prachtige dag en wat een prachtig land. We kwamen niet weg uit Capitol Reef, het ene uitzicht na het andere. Eigenlijk wilden we snel naar Bryce rijden, maar ook Escalante National Park liet zich van zijn beste kant zien en we moesten gewoon steeds stoppen. "Volgende keer gaan we hier hee, volgende keer gaan we daar heen". We hebben alweer voor maanden vol gepland. Eigenlijk hebben we gewoon geen tijd meer om te werken.

Het leek er desalniettemin op dat we een dag zouden winnen, door vandaag al te beginnen met de trektocht, maar nu we in een lange wachtrij voor "road contruction" staan, begin ik daaraan te twijfelen. Wel een goed moment om mijn verslag bij te werken.

14:00, Rainbow Point

Opeens ging het snel. Het stopbord veranderde in "slow" en vijf minuten later stonden we in het visitor center te praten met een ranger over onze wandeltocht. Er is officieel geen manier om naar het verste punt te komen. De shuttle bus komt nog niet tot de helft en liften mag officieel niet. De ranger zei met een knipoog "but that is what I would do". Dus we hebben de auto bij Bryce Point geparkeerd, eigenlijk ons eindpunt, en hebben de rugzakken ingepakt voor een drie-daagse. We moesten ter plekke beslissen welke back-country-campgrounds we wilden gebruiken en daar kregen we een driedaagse permit voor. Liften naar Rainbow Point dus. Volgens de ranger moest dat lukken binnen de acht uur voor het donker wordt, volgens Petra zou het nooit lukken en dat heeft ze nog minstens tien keer lopen uitleggen, terwijl ik met mijn duim ter hemel geheven stond. Uiteindelijk waren we een uur later via de achterbak van een pickup truck en via een auto volgepakt met Fransen hier bij de trailhead (altijd weer die Fransen die mijn leven veraangenamen). Dus alle tijd van de wereld, de eerste campground ligt slechts zes kilometer verderop in de canyon.

16:00

We zijn op weg! Yeehah! Hier heb ik lang van gedroomd. Met een "backcountry permit" op zak, het achterland van een Nationaal Park inlopen. Bij het laatste viewpoint waar de gewone stervelingen nog kunnen komen, werd ons door de immer nieuwsgierige Amerikanen gevraagd waar we heen gaan en in gedachte zei ik "daar waar jullie alleen maar naar kunnen kijken, we gaan doen waar jullie van dromen". Zo stond ik zelf jaren geleden op precies dezelfde plek te dromen van wat die anderen deden en nu komt die droom uit, wauw. We hebben als kuitenwarmer eerst even een andere trail gelopen, de brittlecone loop, en nu zijn we door het landschap opgeslokt. Soms lopen we door dennebos en soms over fel oranje heuvels van zandsteen. Om ons heen steken pilaren van diezelfde zandsteen omhoog. Vreemde geerodeerde vormen in rood, oranje en wit. Duizenden versteende gezichten staren ons aan, terwijl de harde wind door spelonken den doolhoven giert. Het was strakblauw en windstil, maar de lucht trekt dicht en de wind trekt aan. Hier en daar ligt nog wat sneeuw van gisteren, maar zo erg zal het de komende dagen niet worden is de verwachting. Waarschijnlijk gaat het niet eens vriezen vannacht.

19:00, Iron Creek campground

Een makkelijk te volgen en makkelijk te belopen pad bracht ons naar een plekje in het bos waar een bordje

Campground stond. Er zou een bron moeten zijn, maar mijn visioen van fris, helder, sprankelend bronwater bleek niet helemaal overeenkomstig met de werkelijkheid. Was het vrolijke "there is water evereywhere" van de ranger bij het visitor center soms ironisch bedoeld? Ik hoop het niet. Op de aangegeven plaats sijpelde een modderige vettige, rossige substantie onder de stenen vandaan, gatfer. We hadden geen keuze en godzijdank heb ik vlak voor we gingen een waterfilter gekocht. Na een half uur pompen hadden we twee en halve liter helder water. Alleen erg raar dat het rood en vettig wordt als je het kookt. De komende dagen worden misschien nog dramatischer, omdat we dan uit zo’n modderstroompje moeten drinken, waar een soort dikke oranje limonade doorheen lijkt te stromen, slik. Petra moppert openlijk, ik probeer nog optimistisch te blijven. We kunnen maximaal vier liter water meenemen, meer flessen hebben we niet. Als we morgen bij Swamp Canyon, elf kilometer verderop geen drinkwater vinden, dan nemen we een pad de canyon uit. We overleven in dit klimaat geen twee volledige wandeldagen met vier liter water.

20:30

De laatste zonnestralen verlichten wat hoge rotspieken. Het bos komt tot leven. Vogels fluiten en spechten hameren. Het ritselt om ons heen. Er zitten hier geen beren, maar wel bergleeuwen (poema’s). We maken ons er weinig zorgen over, de kans om er een te zien is nihil. We moeten wel wennen aan de wildernis. Vooral Petra bevalt het allemaal nog niet zo. Ik heb gemengde gevoelens. Dat roestbruine water bevalt me niet, maar ik vind de wildernissfeer geweldig. We zitten in een open dennenbos met af en toe stukjes berkenbos. Het is op deze hoogte nog vroege lente en de berken zijn nog bijna kaal. Spierwitte kale bomen als spookachtige schimmen in een schemerig woud. Het doet een beetje aan de sfeer in de Blairwitch denken, de griezeligste film die ik ooit gezien heb over een paar rugzakkers die verdwalen in een behekst bos. We kijken over een ondiepe vallei naar de rode rotswanden van Bryce Canyon. Ons kampje is afgezet met wat boomstronken en onze spullen liggen verspreid. Het begint een vertrouwde oase te worden, temidden van het steeds donkerder wordende woud. We gaan onze spullen verzamelen nu het nog kan. Geweldig dit, in de schemer voel ik gewoon de ogen van van alles en nog wat in mijn rug prikken als ik in m’n eentje water aan het pompen ben, want juist die bron trekt ook de rest van de bosbewoners aan. Petra blijft in het kamp om op de spullen (vooral het eten) te letten, want ook dat trekt beesten aan. Het potentiele sluimerende gevaar van slangen, beren en poema’s maakt me alert en geeft een gevoel van wildernis, prachtig.

DAG 8

8:30, Iron Springs

Mijn ochtendgymnastiek heb ik wel weer gehad. Water pompen met het filter uit het roodbruine poeltje. We beginnen eigenlijk al aan het idee te wennen. Lang geslapen, elf uur, en zoals elke nacht als een blok. Petra zei zelfs dat ze op de dunne zelf opblaasbare matjes en de in de smalle mummy slaapzak nog beter slaapt dan thuis. Het achtergrond geluid van een ruisend bos en vogeltjes helpt natuurlijk ook. De nachtrust werd een keer onderbroken omdat er iets de tent binnenkwam en aan een plastic zak begon te trekken. Waarschijnlijk een chipmunk of ground squirrel, of de Blair Witch. Ik heb alle etenszakken in de slaaptent gehaald en toen was het rustig. Ons tempo is anders dan normaal tijdens trektochten. De afstanden die we moeten lopen zijn niet langer dan 20 kilometer per dag en het water halen en prepareren kost erg veel tijd. We hebben dus relatief veel bivaktijd en relatief weinig looptijd. Niet vervelend trouwens, gewoon anders. Dat het heldere gefilterde water roodbruin wordt met een vettige laag erbovenop als het gaat koken blijf ik eigenaardig vinden. Maar we zijn niet ziek geworden. (opm: nog voordat er 24 uur zullen verstrijken zijn zal ik smachtend terugdenken aan dit water).

11:00, Agua Canyon

Af en toe is het toch wel wat zwoegen. Waarschijnlijk door de hoogte. We begonnen gisteren op 3000 m. hoogte en zitten nu op 2500 meter. Niet dramatisch hoog, maar we hebben geen enkele acclimatisatie gehad en de rugzakken zijn toch tegen de 20 kilo. Het is drukkend warm, dat helpt ook niet echt. Maar al met al is het geen zware wandeltocht tot nu toe, integendeel. De laatste dag zal wel pittig worden, 17 km. en bijna het hele stuk omhoog de canyon uit. We kwamen weer wat van die limonade stroompjes tegen en ik kijk er al iets anders tegenaan. In plaats van "daar ga ik niet van drinken" heb ik nu meer iets van "ik hoop dat er zo’n stroompje bij het volgende bivak is" Al zie ik er nog steeds tegenop om er van te drinken. We hebben nog twee flessen echt drinkwater en de waarde daarvan stijgt met het uur.

14:00, Swamp Canyon

Goed nieuws en slecht nieuws. We zijn zojuist de eerste hikers tegengekomen, die hier bij Swamp Canyon kamperen. Er is geen water hier en ook niet bij Right Fork, onze campground. We moeten 11 km verderop naar Yellow Creek. Het goede nieuws is dat daar helder water is. We hebben nu 11 km gelopen en plotseling zijn we op de helft van een lange dag, in plaats van aan het eind van een korte dag. Onze collega’s komen uit het noorden en wij uit het zuiden. Ze zijn 1 hiker tegengekomen die voor ons loopt, wij geen enkele. Ze boden ons een paar liter water aan, allemachtig. Water is zo kostbaar hier. We hebben geweigerd, liever 11 kilometer extra lopen, dan iemand z’n kostbare water opdrinken. En zo hebben we morgen een korte dag, dat komt wel weer goed uit. Hopelijk staat er niemand bij Yellow Creek, we hebben geen permit.

18:30, Yellow Creek

Allemachtig wat een opluchting. We hebben drie uur lang doorgebuffeld zonder pauze. Heuvel op, heuvel af, in de hitte. We kwamen wat dayhikers tegen, die ons vertelden dat de Yellow Creek ook droog stond en het leek er op dat we nog eens tien kilometer extra, plus de loodzware klim naar de rand voor onze kiezen kregen. Een totaal van 32 km. Dat zou alleen voor donker lukken, wanneer we zonder pauzes door zouden gaan, zes uur lang. Het was bloedheet en we begonnen tekenen van oververhitting en uitdroging te vertonen. Vuurrode gezichten en sinds vanmorgen hebben we allebei niet meer geplast. Af en toe duizelde het me en dat was niet ideaal langs de diepe afgronden. We hadden het water sterk geransoeneerd en dronken net genoeg om niet om te vallen voor mijn gevoel. Ik wilde aan de voet van de klim nog een liter per persoon over hebben en de rest zou dan hier, vijf kilometer voor de klim op zijn. Gek genoeg werd ik niet moe van het moordende tempo zonder pauze’s; in mijn gedachten was ik continue aan het rekenen, overwegen en de juiste strategie bepalen. De vermoeidheid viel eigenlijk buiten de waarnemingsgrens. Ik werd duffer en kreeg wat problemen met scherp zien. Wat ook raar was, dat ik af en toe vergat dat Petra ergens achter me liep. Mijn tempo ligt aanzienlijk hoger in heuvelachtig terrein, maar ik zorg er normaal altijd voor dat we elkaar in het zicht houden. Nu vergat ik dat af en toe en moest soms lang wachten voor het blauwe stipje, met cowboy hoed, om de hoek kwam. De spanning nam toe toen we Yellow Creek naderden en de opluchting was enorm toen ik het gemurmel van de beek hoorde en het heldere water zag stromen. We sprongen er zo ongeveer in om alle flessen te vullen, voordat de rivier opdroogt en nu ben ik pan na pan vol water aan het koken om ons vocht op peil te brengen. Soep, thee, koffie, water, liters gaan naar binnen en nog steeds wordt het zwart voor mijn ogen als ik opsta. Mmm, ik moet hier even goed over nadenken. Is er iets misgegaan? Heb ik de watersituatie verkeerd ingeschat? De ranger heeft me op het verkeerde spoor gezet door te zeggen dat er overal water was. Maar ik geloof sterk in mijn eigen verantwoordelijkheid en een van mijn stellingen is om informatie altijd te wantrouwen. Heb ik een fout gemaakt door de ranger klakkeloos te geloven? Ik weet het niet precies, maar volgens mij heb ik deze getemde wildernis met zijn mooie paadjes en gereguleerde campgrounds overschat. Maar man, wat een avontuur weer en wat een euforisch gevoel om nu op dit schitterende plekje, aan een riviertje!, naar dit schitterende landschap te staren. En waar ik wel zeer tevreden over ben is onze conditie, ook die van Petra. We zijn helemaal niet kapot, eigenlijk niet eens echt moe, en we hadden het gered naar de auto als het moest, voor donker. Dat we zoveel energie over hebben voor noodgevallen is een geruststellend idee. Dit was nog geen noodgeval, maar het is wel een van de meest ongecontroleerde situaties geweest die ik tijdens onze wandeltochten heb meegemaakt. Het was een beetje eng omdat we vochtgebrek eigenlijk niet kennen en we dus ook onze grenzen daarbij niet kennen. Een leermoment.

20:00

Mijn euforie duurt voort. Met een groot gevoel van voldoening heb ik een eindje door de brede rivierbedding naast ons kampje gelopen. Het is deels het gevoel dat je krijgt na een lange intensieve wandeling (de endomorfinen? en daarnaast het gevoel van opluchting dat het vandaag goed afgelopen is. Maar het is meer. Ik wilde deze trail al heel lang lopen en nu bevind ik me in die situatie die ik voor ogen had. Afgezonderd in een geweldig landschap met aan de ene kant de lichamelijke en mentale voldoening van een gelukt avontuur en aan de andere kant het vertrouwen dat we het zonder problemen tot een goed einde brengen. De onzekerheid is nu helemaal weg en er is een relaxte gemoedstoestand voor terug gekomen. Ik ben nog nooit zo snel op dit punt aangeland, meestal duurt dat een dag of vier. Misschien omdat we al een geweldige week achter de rug hebben. De voldoening is op dit moment zo groot, dat de drang om de vier-daagse in Zion nog te gaan doen wat verdwenen is. Ik speel al met de gedachte om terug te rijden naar Capitol Reef en daar vier dagen te gaan luieren en dagwandelen. Maar misschien zou ik daar achteraf spijt van krijgen, ik heb lang en heftig uitgekeken naar deze trekkings. Wat is het hier geweldig.

DAG 9

7:00, Yellow Creek

Het waaide flink vannacht en tegen de ochtend regende het af en toe zachtjes. Maar toen ik tegen zonsopgang de tent uitkroop waren alleen nog de vogels en de murmelende beek te horen. Ik had eigenlijk een knetterende hoofdpijn moeten hebben, maar blijkbaar is de twee liter water, die we gisteravond per persoon hebben gedronken, voldoende geweest. We hebben nog niets van dat water teruggezien, onze lichamen hebben het als sponzen opgezogen. Ik ben weer water gaan koken voor koffie en thee, maar de brander werkt nog maar op halve kracht. Ik weet niet of dat de kou is of dat het kleine gasflesje bijna leeg is. Hij gaat nog maar twee dagen mee, maar ik heb er al wel zo’n tien liter water op gekookt, schat ik. Het maakt niet meer uit, vanmiddag zijn we boven en ik heb ook nog het waterfilter en chloordruppels. Het chloor is een jaar over de datum, het water kook ik maar twee minuten in plaats van tien, het helder lijkend water na filteren werd weer oranje olieachtig water en toch zijn we nergens ziek van geworden, blijkbaar werkt het allemaal goed genoeg.

10:00, Right Fork campground

We zijn bij de laatste campground onder de rand aangekomen. Vanaf hier gaat het 400 stijle bloedhete meters omhoog naar Bryce Point. We zitten nu nog in de schaduw bij een beekje, terwijl een koel briesje voor precies de juiste temperatuur zorgt. Voor ons de wand met roodgele pilaren, nu al zinderend in de hitte en over twee uur een bakoven. Ik schat dat we er anderhalf a twee uur over gaan doen en dan bereiken we de auto. Volgens m’n GPS nog geen twee kilometer hier vandaan, "as the crow flies".

14:30, Sunset Campground

De klim viel mee. Er waren wat hete steile stukken, maar het pad was makkelijk en de weergoden besloten ons te ontzien door een comfortabel wolkendek voor de zon te schuiven. Ze waren alleen iets te enthousiast, want voordat we boven waren begon het te onweren en te regenen. De eindspurt kostte behoorlijk wat zuurstof, iets wat op 2500 meter net iets minder voorhande is dan waar wij "flatlanders" vandaan komen. We bereikten de auto voor we doorweekt waren, alleen gingen we daarna bij de viewpoints kijken waardoor we alsnog kleddernat werden. Bij Paria viewpoint keken we neer op ons vorige bivak en ik zag dat ik toch niet zo onbespied was als ik mij waande toen ik me in mijn blote kont bij de rivier stond te wassen. Iemand met een sterke verrekijker zou waarschijnlijk hebben kunnen zien dat het water erg koud was.

We hebben ons inmiddels geinstalleerd op de camping in het park en hebben wat boodschappen gedaan. We moeten ons nog even bij het visitor center afmelden, voordat ze ons gaan zoeken, maar verder wordt het niets dan luieren. Zelfs ons plan om vanavond bij Ruby’s Inn, net buiten het park, te gaan eten hebben we al weer laten varen. We blijven lekker hier met een pastaatje. Heerlijk comfortabel met al dat lekkers, een waterkraantje en een pick-nick-tafel. Het is wel frisser hier boven. De voorspelling voor vannacht is vijf graden vorst, brrrr.

20:30, zonsondergang

De rest van de dag hebben we het uiterst rustig aan gedaan. We zijn naar het visitor center geweest en verder hebben we op ons kampeerplekje rond gehangen. We staan op de "tent loop", waar geen RV’s mogen komen. Kamperen op z’n Amerikaans gaat anders dan in Europa. Ruime plaatsen, strenge controle en overal een eigen picknick-tafel, barbecue en/of vuurplaats. Bijna iedereen laadt een voorraadje brandhout uit z’n auto en bouwt een vuurtje, wij dus ook. Ik heb mijn hout niet sportief zelf gehakt of gesprokkeld, maar gewoon bij een supermarkt gekocht. Een gecomprimeerd houtblok, doordrenkt met spiritus, brandt twee uur. We hebben er zelfs op gekookt omdat mijn tweede gasflesje leeg is. Maar dit is leuk, wij houden er van kamperen op z’n Amerikaans.

DAG 10

08:00

Er ligt ijs op de plassen en het is stervenskoud als je stil zit bij de ontbijttafel. De brander doet het nauwelijks, ook niet op een nieuwe gasfles. Het is een mietje, maar eventueel heb ik ook nog mijn benzinebrander. We zijn met zonsopgang naar sunset point gelopen, net naast de camping, en de zonsopgang was spectaculair. Eigenlijk moet je natuurlijk naar sunrise point, dat er naast ligt, maar beide viewpoints kijken naar het oosten, want daar is namelijk de canyon. Het maakt dus geen bal uit, maar sunset is wel rustiger. Het is strakblauw en wij gaan op weg naar Zion.

17:00 Zion, South Campground

Heel langzaam verlieten we Bryce, nadat we nog even gestopt zijn om wat souvenirs te kopen en de Amerikaanse kampeersfeer op te snuiven. Bij de general store bij sunrise point hangt zo’n sfeer, net als bij Ruby’s Inn, net buiten het park. Alles is er te koop, souvenirs, kampeerartikelen, boodschappen en er is een restaurant en tankstation. Veel gebouwen stralen een blokhut sfeer uit en altijd zie je wel ergens een Amerikaanse vlag wapperen. RV’s (campers) en trailers (caravans) rijden af en aan en iedereen loopt te grijnzen en te groeten. Al plannen makend voor een volgende keer, reden we naar Zion National Park, waar we na anderhalf uur al aankwamen. Op 11:15 uur reden we de South Campground op. Wat een verschil met Bryce. We reden van de winter naar de zomer. In plaats van koel geurend dennenbos kwamen we in een warme vallei, waar de Virgin River doorheen stroomt. Omzoomd met loofbos en wuivende grasvelden. De bomen vol vogels en de lucht ruikt naar zomer. Aan de randen van de vallei rijzen indrukwekkende rood met witte rotswanden op, een prachtige achtergrond, met daarboven een strakblauwe lucht. We staan aan de rand van de camping en het enige dat ons van de rivier scheidt, is vreemd genoeg een fietspad, waarschijnlijk een van weinigen in Amerika, compleet met al die typisch Amerikaanse waarschuwingsborden. Ik heb zelfs al een duik in de koele stroom genomen (mmm, de laatste keer dat ik dat deed kreeg ik een week diarree). We zitten op een steenworp alstand van het visitor center, waar het "happy camper hi-de-hi-gevoel" tot in de perfectie is doorgevoerd. We doen er met veel plezier aan mee. Deze sfeer bevalt ons prima. We hebben ook knopen doorgehakt over onze trip het achterland in. De doorsteek door Zion blijkt logistiek niet haalbaar, er is simpelweg geen vervoer naar de andere kant. Wat we nu gaan doen is zelf naar de andere kant rijden, naar Kolob Canyon Visitor Center en vanaf daar backpacken we de backcountry in. We blijven drie dagen in de wildernis en komen er dan op dezelfde plek weer uit. We hebben weer "backcountry permits" gekregen, nadat we eerst verplicht een video over veiligheid en goed gedrag moesten bekijken en nadat we een formulier hadden ondertekent waarin we verklaren dat we ons het zelf aan doen en dat het allemaal onze eigen schuld is enzo, zucht. Een Amerikaanse eigenaardigheid is om zo weinig mogelijk eigen verantwoordelijkheid te nemen en wanneer er dan iets mis gaat, heeft iemand anders het gedaan. De volgende stap is dan om een rechtzaak aan te spannen en er een slaatje uit te slaan. Ik heb zelfs mijn Amerikaanse vrienden dat zien doen. Het gevolg is dat je overal waar Amerikaanse toeristen komen die gekke vrijwaringsformulieren voor je neus krijgt. Vorig jaar gebeurde ons dat nota bene in het regenwoud in Peru en in de Schotse Hooglanden, lachwekkend. Natuurlijk gebeurt dat ook in "the land of mass destruction " zelf. Deze instelling vind ik wel een van de minder leuke kanten van de Amerikaanse sfeer, het straalt een soort kinderachtig wantrouwen uit. Men lijkt structureel bang om aangeklaagd te worden. Maar ik draaf door, we hebben dus permits en vertrekken morgen naar de Kolob Canyons. Deels omdat het daar een stuk rustiger is dan hier in de Zion Canyon en deels omdat het er gewoon verschrikkelijk mooi uitziet op de plaatjes. Ah, het is inmiddels bijna 18:00 uur. Het licht is zacht geworden en de temperatuur hoogst aangenaam. Tijd om met z’n allen onze barbeques en kampvuren te doen ontbranden. Hi-de-hi!

DAG 11

07:00, South Campground

Er is altijd een punt in een vakantie waar de luiheid het gaat winnen van de dadendrang. Op kleine schaal heb ik dat bijna elke middag wel wat en dan wil ik liever bij de tent rondkeutelen dan stukken rijden of iets gaan bekijken. Op grote schaal uit het zich in een neiging om steeds meer te gaan slapen en steeds meer te gaan treuzelen. Ik voel dat moment naderen. Een paar dagen geleden sprong ik met zonsopgang om 06:15 uur nog energiek uit bed, maar nu moet ik de wekker al zetten. We constateren nog steeds dat het ‘s morgens vroeg het mooiste is, maar het kost moeite om de warme slaapzak uit te kruipen. Voor Petra is het anders, die heeft gewoon altijd moeite om op te staan. Het is niet zozeer vermoeidheid, maar meer een toenemende ontspannenheid die zou kunnen eindigen in een comatueuze dufheid als je niet oppast. Het komt volgens mij vooral omdat we de doelen die we ons gesteld hadden en waar we gretig achteraan zijn gehold, bijna allemaal gehaald zijn. Dat klinkt een beetje dwangmatig, maar het zijn kleine dingen in de trent van kampvuurtje maken, barbequen, onbekende vogels zien, cactussen zien bloeien de hi-de-hi-sfeer proeven, etc. Dat lukt dus allemaal en we beginnen dus tevreden achterover te leunen en te vechten tegen twaalf uur slaap.

Maar nu effe niet….De tafel ligt vol trekking spullen. We zijn de spullen aan het verdelen voor de komende drie dagen wildernis. Het wordt trouwens geen zware trektocht, we lopen een kilometer of tien de wildernis is en daar slaan we ons "basiskamp" op bij een rivier. Dan gaan we de omgeving verkennen en dagwandelingen maken. Over drie dagen lopen we dezelfde route weer terug. Eigenlijk is de woeste hardcore backpacking drift ook wat ge-erodeerd tot een wat softere aanpak. Het blijft wat primitief, we moeten ons water uit de rivier halen en al het eten meenemen. Het enige dat ons niet bevalt is dat we zelfs ons gebruikte wc-papier mee terug moeten nemen. Het park is nogal overbelast en om inca-trail- toestanden te voorkomen heerst hier een streng "leave no trace" beleid. En terecht. De nadruk ligt de komende dagen dus vooral op de wildernis, het landschap en minder op wandelen. Het doel is relaxen, genieten en rondkijken. Ach, eigenlijk klinkt dat toch niet zo dwangmatig..

12:00, Timber Creek

We zijn naar het Kolob Canyon Visitor Center gereden, ruim 40 mijl verder. Eigenlijk is het de achterdeur van het park. Klein, onbekend en iets minder spectaculair gelegen. Het was er winderig en koud. We parkeerden de auto bij Lee Pass, een mijl verderop en begonnen de afdaling naar Timber Creek. Na een paar minuten werden we opgezwolgen door de wildernis. Het was verrassend weelderig en groen. Overal loofbomen, kniehoog gras, bloemen en krekels. Hier en daar een stroompje en op de achtergrond de rode pilaren van de Kolob Canyons. Wat een idyllisch plekje. Het lijkt toch niet zo moeilijk om weg te komen van mensenmassa’s. Rugzak op en een uurtje lopen en je bent alleen. Nu zitten we bij campground 4, "high and dry" en het is nog ongeveer een uur naar nummer 8, waar wij gereserveerd hebben. Camp 4 is niet zo geweldig. Geen water en in een kurkdroog coniferenbosje vol vliegen. Hopelijk komen wij beter terecht.

13:30, basecamp

Het is bloedheet hier op de bodem van de La Verkin Canyon. Het was maar 8.5 kilometer, maar meer dan genoeg in deze hitte. De kampeerplek oogt ideaal, op een verhoging naast de rivier, onder wat schaduw gevende bomen. Wat minder ideaal zijn de wolken irritante bijtende vliegen. Ze vallen alle blote huid aan en ik zit al met lange broek en hemd met lange mouwen. Af en toe waait er een verkoelend briesje en als het alsnog te warm wordt hebben we ons eigen bubbelbad. Een kleine plungepool onder een waterval, ik heb er al even ingelegen om de ergste hitte weg te werken. Na de les in Bryce hebben we een grotere watervoorraad meegenomen, maar van de zes liter zijn er al weer twee op. Het rivierwater ruikt niet echt heel fris, dus we willen later op de dag de bron gaan zoeken die op m’n kaart staat aangegeven. Petra heeft al genoeg wildernis ervaring voor de rest van de reis opgedaan. Toen ze gehurkt achter een bosje zat op een nogal kwetsbaar moment, kwamen er drie slangen van een meter op haar afgekropen. Toen ze op minder dan een meter van haar af waren en dichterbij bleven komen, begon ze te schreeuwen "Nico!! Hellup!!" Maar ik lag lekker te spartelen in het bubbelbad en hoorde niks. Het schreeuwen hielp, twee kropen in een boom en een keerde om. We voelen ons nog niet zo thuis op dit plekje, met weemoed denk ik terug aan ons bivak aan de yellow river in Bryce. Misschien komt dat gevoel nog.

16:30

Het licht wordt zachter en de canyonwanden krijgen verschillende schakeringen rood. De rivier klatert, de bomen ruisen en de kikkers kwaken. Af en toe komt er een rugzakker voorbij schuiven. Ik heb met kaart en GPS onze exacte positie bepaald en daarna de lokatie van een bron, waar ik op GPS naar toe gelopen ben. Het klopte precies en de beloning is een twee liter fles vol helder water. Hee, de kikkers slaan aan. Verrek, een meisje loopt naar onze plungepool en kleed zich uit, ze heeft ons niet in de gaten. Even stoppen met schrijven en van de natuur genieten (grin). Mmm, wat eerst een meisje was, werden twee meisjes, toen vier meisjes, toen nog twee jongens en nu is onze plungepool in beslag genomen door een groepje giechelende tieners, shit.

20:30

He,he. Ik heb er weer lol in. Ik had even een klein dipje vanmiddag toen ik continue in de hitte de vliegen van me af zat te meppen. Ik ben niet zo goed in hitte. Ik heb ook voor de tweede maal een expeditie naar de bron ondernomen, drie kilometer retour. Ditmaal was Petra ook mee en ditmaal was de buit 3.5 liter water, we zitten nu weer op de volle zes liter (en we hebben er dus ook alweer 5.5 op). Vanmiddag zag ik alleen het zweet voor m’n ogen, maar nu was het schitterend mooi. Het zachte avondlicht op de rode rotsen, contrasterend met het frisse lichtgroen en de bloemen. Wij hebben een plungepool, maar de canyon is een kilometer stroomopwaarts veel mooier. Morgenochtend gaan we dieper de canyon in en om de hitte voor te zijn staan we ruim voor zonsopgang op, om 5:30. Dat klinkt wreed, maar het was Petra’s idee en ik ben een ochtendmens. Al is dit zo vroeg dat het bijna nog avondmensentijd is. Het dipje had ook wat te maken met het feit dat we de doorsteek niet maken en feitelijk aan het eind van de eerste etappe van die doorsteek op onze krent zitten. Petra, die de hele week voor dagwandelingen zit te pleiten, zegt dat ze dat eigenlijk toch ook wel jammer vindt en dat doorsteken toch wel wat hebben. Ze blijft me verbazen. Maar het is niet anders en het is hier te mooi om te sikkeneuren. Niet dat ik dat stadium al bereikt had, maar ik kreeg vanmiddag opeens zin om met een wijntje en een boek op een comfortabele stoel te zitten in plaats van op een zitmatje in het zand, met een slok lauw chloorwater en een paar hardkeks met leverpastei. Nu zie ik het weer anders. Ik zit nu weer liever tussen de krekels, kikkers en vogels in de wildernis. Het begint te schemeren. De kikkers zijn oorverdovend en het struikgewas om ons heen begint te kraken. Er wordt gewaarschuwd voor de poema’s, panters, bergleeuwen en cougars (allemaal synoniemen). Ze zijn onvoorspelbaar en levensgevaarlijk volgens onze docs. Toch is de kans op een aanval nihil. De slangen zijn gevaarlijker, daar hebben we er ondertussen al heel wat van gezien.Voor je het weet sta je er op. Maar het meest irritant zijn de insekten. De vliegen zijn afgelost door de muggen, ik geloof dat ik maar in de comfortabele insektenvrije tent kruip. Yep, ik heb er weer zin in, leve de wildernis, leve het avontuur, leve het leven.

DAG 12

06:00, La Verkin Canyon

Frisjes, een luxe hier. De zon is nog niet op, maar het is al licht. Ik heb vast geslapen en toen ik wakker werd kostte het moeite om door te krijgen waar ik was. Oh, ja, op de bodem van een canyon. Geen vliegen, geen muggen, geen kikkers, geen slangen. Alleen een nieuwsgierige kolibri die op 50 cm voor m’n gezicht kwam hangen om goede morgen te zeggen, grappige beestjes. Ontbijten, drinken en op weg naar Kolob Arch. De tent laten we hier achter, base camping heet dat hier.

10:00, Kolob Canyon

Wauw, ik krijg maar niet genoeg van dat prachtige gekleurde landschap. Het frisse groen met de zilveren rivier erdoor. We zijn door de smalle donkere Kolob Canyon naar de stenen boog gelopen aan het einde van de canyon hoog tegen de wand. Volgens een bordje de grootste vrijstaande boog ter wereld. De boog is eigenlijk maar een boog, maar de trip door de canyon was spectaculair. Het was duidelijk "flash flood" gebied en de bomen lagen soms meer dan tien meter boven ons tegen de rotsen gekwakt. We zouden geen enkele kans maken als we hier verrast werden. Na twee uur ploeteren en een foto van de boog waren we weer terug bij het La Verkin riviertje. Iets verderop vonden we het tweede bronnetje op de kaart, daar heb ik even koffie gemaakt. Het is nog steeds lekker fris en het licht is nog steeds mooi. Prachtig hier. Zo prachtig dat mijn chip begint vol te raken. Ik heb inmiddels bijna duizend foto’s gemaakt en ik kan er nog ongeveer 350 kwijt. Iets rustiger aan doen dus. Het is wel een wat eng idee dat al die foto’s op 1 kwetsbare microdrive staan. Onze spiegelreflex camera is op de heenweg in het vliegtuig aan z’n eind gekomen doordat Petra hem samen met een fles shampoo in een tasje had gedaan die door een medepassagier met teveel bagage werd fijngeknepen. We hebben dus alleen de digitale camera.

12:00, Bear Trap Canyon

"Pristine", noemen de Amerikanen het, onbedorven. We komen zojuist uit de Bear Trap Canyon en zitten nu op de splitsing waar Bear Trap en Willis samenkomen. We zijn de steeds nauwer wordende canyons gevolgd, tot we niet verder konden bij een waterval. De rode wanden naderden elkaar zo dicht dat er soms boomstammen over de canyon lagen, 200 meter boven ons. Er was geen pad meer en we liepen maar gewoon door het riviertje, dat hier niets meer dan een murmelend stroompje is. De zon bereikt de bodem van deze canyon nauwelijks en het is er lekker koel. Deze plek is niet te bereiken voor de gewone toerist en zelfs niet voor dagwandelaars, daarvoor is het te ver van de trail heads. Alleen diegenen die bereid zijn om de nacht in een tentje in de wildernis door te brengen en stap voor stap de route door de zinderende valleien en beekjes te volgen hebben het voorrecht om deze onbedorven prachtige plekken met eigen ogen te aanschouwen. Ik voel me bevoorrecht dat wij de mogelijkheid hebben om op dit soort plekken te komen. Dit zijn DE momenten. Halverwege Bear Trap Canyon hoorden we gezang. Een tenor die een religieus gezang ten gehore bracht. Door de akoestiek van de canyon klonk het alsof een monnik in een grote abdijkerk een danklied aan het zingen was en in deze omgeving leek me dat ook best toepasselijk. Er kwam een man om de hoek. Sandalen, baard en een vrome blik. Van die zachte, vriendelijke, berustende ogen die op tv bij de EO onveranderlijk mijn irritatie opwekken, maar die in deze omstandigheden juist mijn nieuwsgierigheid prikkelen. Deze man was duidelijk in evenwicht met zichzelf. Hij weet iets en is daar uiterst gelukkig mee, een toestand waar ik bewondering voor heb. Dat wij niet gelovigen maar al te graag het pad verwerpen waarlangs de religieuzen hun evenwicht bereiken, zegt meer over ons dan over hun. Hopelijk kom ik ook nog eens daar, maar mijn pad zal anders zijn, religie werkt bij mij niet. Dit soort plekken en ontmoetingen verscherpen overigens wel vaak mijn blik. Alsof stukjes van het pad duidelijker worden, doordat de achtergrondruis van de hectische wereld even verminderen. Je kan jezelf even horen denken, je krijgt geen beinvloeding behalve de "pristine wilderness" en je eigen gedachten. Maar goed, down to earth, letterlijk. We evacueren omdat er af en toe een steentje met dodelijke snelheid van de canyonrand boven ons komt zeilen. Petra is al op haar schouderblad geraakt. Ik wil ondanks de geprikkelde nieuwsgierigheid mijn Schepper niet voortijdig ontmoeten.

15:00

We hebben een uurtje gelopen, op zoek naar een koele plek en uiteindelijk lieten we onze rugzakken ergens langs de rivier vallen in de schaduw van wat rotsblokken. De rivier was onweerstaanbaar en een paar minuten later zat ik in het ijskoude water. Ik heb er een paar minuten ingezeten tot ik goed verkleumd was, zodat ik nu weer comfortabel kan opwarmen. Wisselbaden, helemaal gratis, alleen jammer dat je er zoveel van die klote vliegen bij krijgt. Ze bijten. Een andere bonus is dat we ons zelf en onze kleren kunnen wassen, want een douche hebben we al tien dagen niet gezien en volgens mij duurt het nog tien dagen voor we er een zien.

18:30, basecamp

Home, sweet home. We zijn terug bij de tent en ons bubbelbad. In tegenstelling tot gisteren, voelt het hier nu vertrouwd aan. De anderhalve kilometer van ons kamp tot aan Kolob Canyon voelt aan als onze achtertuin, ik heb het al drie keer heen en weer gelopen en ik ken de bron, de kreekjes, de grasvelden en de kampeerplaatsjes. Het stuk dat daarachter ligt hebben we vandaag verkend en is ook niet meer onbekend. Het karakter van het gebied begint ook te wennen. Het is niet meer eng om op blote voeten door het kamp te lopen en met de hitte en de vliegen leren we leven. Het zijn maar drie dagen in de backcountry, maar het is duidelijk waarneembaar hoe we ons aanpassen en vertrouw kunnen raken met onbekende omgevingen die in eerste instantie nogal vijandig lijken. Dat vind ik nou leuk, me thuis kunnen voelen op dit soort plekken. En het bevalt me hier uitstekend. Dat "basecampep" is toch eigenlijk ook best leuk. Alleen de hardkeks komen me onderhand mijn strot uit. Misschien eens iets ander beleg dan leverpastei proberen. Tijd om te koken. Erwtensoep vooraf, ham-prei schotel als hoofdgerecht en bananenpudding na, gevolgd door een kopje cappuchino. Alles instant natuurlijk en vergezeld van een mineraalwater met chloor druppels, die in 2002 al over de datum waren, yum.

DAG 13

6:30, basecamp

Zoals elke nacht vast geslapen. Als het donker begint te worden, begint het kabaal van de kikkers en krekels. Gebrul,gekwaak, gefluit, gepiep, gekriek. Het lijkt dan wel of we in de jungle zitten. Nu hoor ik alleen nog de wind en de rivier. Ondanks de 9 uur slaap, begin ik vermoeid te raken. In plaats van verkwikt uit de tent te springen kost het moeite om uit de slaapzak te komen en in actie te komen. Ik heb dorst, de hele nacht al. Misschien heeft het daar iets mee te maken. We drinken momenteel vijf liter water per persoon per dag en dat lijkt net niet genoeg te zijn bij inspanning. Vanmorgen staan we echter weer op rantsoen. We vertrekken zo richting Lee Pass, de wildernis uit. Bij Lee Pass staat de auto, vol water. Het is ongeveer twee uur lopen, maar helemaal bergopwaarts en we hebben er iets meer dan een liter water per persoon voor. Geen probleem, mmm, misschien heb ik wel gewoon een ochtendhumeur omdat mijn slaap onderbroken is. Petra moest er uit, maar durfde niet alleen de stikdonkere lawaaierige nacht in. Ik heb dus even onder de sprankelende, belachlijk heldere sterrenhemel op wacht gestaan. Dat zijn trouwens wel de momenten waarop je beseft dat je niet in op een veilige camping in een beschermde omgeving zit, maar dat je toch min of meer naakt de elementen moet trotseren. In dit geval bijna letterlijk. Maar dat besef komt pas achteraf en niet op het moment dat je slaperig je slaapzak uitkruipt omdat je vrouw niet alleen naar buiten durft. Zo, eerst maar eens even een sterke bak koffie, een pot thee en zes gore hardkeks. En dan op weg naar de beschaving.

11:30, Zion South Campground

Het kostte ons een kleine twee en halve uur om Lee Pass te bereiken. Het grootste deel was in de schaduw en het stijgingspercentage was genadig. Vanwege de vliegen en muggen zijn we onderweg niet gestopt, maar dat was ook niet nodig. Als de leeuwen die we niet gezien hebben vielen we aan op de cola en chips in de auto en daarna hebben we ons afgemeld bij de rangers en zijn we naar de "voordeur" van het park gereden, Zion Canyon.

Op weg naar boven namen we ons voor om onszelf na deze wildernis week eens te gaan verwennen. We droomden over koel gras, warme douches, stokbroodjes met geitenkaas en een frisse witte wijn. Oh, nee, het verkeerde land, shit. Ook hier in Zion Canyon is het bloedheet (36 graden) en douchen zit er na bijna twee weken nog steeds niet in. Maar we hebben een bankje, een halve fles wijn (een kostbaar bezit in het schier-alcoholvrije Utah, omdat alcohol hier alleen in de staatswinkels in de grotere plaatsen te krijgen is) en weer een winkel vol eten, in plaats van die gore hardkeks. En wat heel lekker is is dat er bijna geen vliegen en muggen zijn. Ik ben wel een beetje platgeslagen door de hitte, maar ik denk dat ik zometeen zoals elke dag even in de rivier ga liggen. Behalve de Canadezen die me op het idee brachten heb ik dat nog niemand zien doen trouwens. Volgens mij is het daarvoor net iets te beschaafd hier, net naast het visitor center. Opvallend is dat de afstand tot het visitor center en de naast liggende winkels en eethuisjes omgekeerd evenredig is met de omvang van de mensen. Oftewel, hier lopen weer de dikzakken die je in de wildernis niet tegenkomt. Niet vreemd natuurlijk, maar het valt wel op als je weer terugkomt. Dat geldt trouwens niet voor leeftijd. Ook diep in de backcountry kom je rugzakkers tegen van 15 tot 70 jaar. Leeftijdsverschil lijkt hier zowiezo minder te bestaan, dan we gewend zijn. Wat me wel opvalt is dat je bijna alleen maar blanken ziet. Zowel in de wildernis als in de parken. In Tucson waren er veel chicano’s en in de reservaten voornamelijk indianen, maar in de natuurparken alleen blanken. Maar ja, op de Europese campings zie je ook voornamelijk Europeanen, Turken en Marokanen zie je daar ook nauwelijks. Blijkbaar is dit soort recreatie toch iets westers, grappig.

15:30

Ik ben tot stilstand gekomen. Zo’n hitte heb ik sinds Australie niet meer meegemaakt. Petra kon er iets beter tegen en had nog energie om met de shuttlebus de scenic drive te gaan doen. Ik heb het toch al niet zo op dat soort geregiseerd vermaak en helemaal niet met deze hitte. Petra zit dus tevreden in de bus en ik tevreden in de schaduw met een zojuist aangeschaft boek over Amerikaanse Nationale Parken, we zijn nog lang niet klaar met dit prachtige land namelijk. "Gates of the Artic" helemaal boven in Alaska lijkt me wel wat. Ach, ik heb mijn eigen airco gemaakt. Ik heb zo’n sneldrogend wandelshirt aangetrokken en die doop ik af en toe in de rivier. Mijn vrouw is de hort op, maar ik ben in het gezelschap van wat vogels, hagedissen en een enkele eekhoorn. Ik vermaak me prima.

19:30

De hitte is weg en Petra is terug. Haar excursie was zo de moeite waard, dat we het morgenochtend nog een keer samen over doen. Daarna vertrekken we naar Arizona. Ah, de ribbetjes op de barbecue, glas wijn, mooi uitzicht. Het leven is weer aangenaam. Naast ons staan Canadezen uit Calgary en ik heb gevraagd of ze nog tips voor trektochten hebben in dat gebied, omdat wij daar in september heen gaan. Kathryn blijkt voor "Parks Canada" te werken en zelfs de directeur te zijn voor Noord-Canada. Dat komt goed uit, want over Yukon (noord Canada) heb ik nog minder informatie en daar vliegen we heen in september. Ze bood aan om me informatie te sturen over trektochten in Kluane, perfect. Goh, gek om bij deze temperaturen bezig te zijn met de voorbereiding voor een herfstreis in Noord-Canada. Aardige lui, ze gaan morgen ook de back-country in, de west rim. Wij gaan morgen op hun advies naar observation point.

DAG 14

8:00, South Campground

De gieren cirkelen rond. Niet de vogels, maar auto’s en campers. Vandaag begint er een lang weekend voor de Amerikanen en de campings in de parken zullen bestormd worden. Nu rijden ze dus al rond, om zo gauw er iemand vertrekt het plaatsje in te nemen. Het zou het beste zijn om te blijven staan, maar het begint te kriebelen. Ik wil verder, naar Arizona. Ook omdat we dan niet het hele stuk naar Flagstaff in een dag hoeven te rijden en ook omdat ik de hitte van Zion wel gezien heb nu. Het is nu lekker fris, maar het bleef tot diep in de nacht warm en wanneer de zon over de bergen komt zal de hitte weer toeslaan. Net als de luiheid vanmorgen toesloeg. De wandeling naar Observation Point is eraan ten prooi gevallen. Ook een beetje omdat dat naar schatting zeven uur zou kosten, iets te veel, wanneer we nog buiten Zion willen raken. Ik geloof dat de luiheid vooral bij mij zit, Petra is namelijk net begonnen met het afbreken van de tent, dat heb ik nog niet vaker meegemaakt. Normaal gesproken neemt ze zoals ze zelf zegt een ‘verzorgde vakantie". Ik zet de tent op, breek hem af, kook en ik rij vrijwel altijd. Ze noemt me dan "de vakantieman". Ik vind het wel best. Petra wast af, maarja, onze gehele keukenset bestaat uit een pannetje, twee mokken, twee borden en wat bestek. Verder kijkt ze vooral rond en speurt met haar verrekijker naar beesten. Een prima taakverdeling. Mmm, de gieren worden opdringeriger, ze gaan al vragen wanneer mensen ophoepelen. Het worden er ook steeds meer.

13:00, Jacob Lake

Er was even wat twijfel in mijn hoofd, toen ons prachtige plekje ingenomen werd door een enorme SUV (sports utility vehicle, luxe terreinwagen) en er een dolblij stel uit Portland, Oregon uitstapte die 13 uur hadden gereden en verbeten op jacht waren naar een plekje voor het memorial weekend. Nog wat meer twijfel toen we het schitterende landschap achter ons lieten en het nationale park in onze achteruitkijk spiegel verdween.

Het landschap werd weids en kaal, woestijn en de sfeer veranderde drastisch van "hi-de-hi/ natuur" in "on-the-road". We namen een zandweg langs "corral pink dunes state park", meer om weer een foldertje voor Petra te halen , dan om er serieus rond te kijken. De dunes worden volgens de Lonely Planet vooral gebruikt om met trikes tegenop te scheuren. Toen we bij het park kwamen zagen we een hele serie RV’s en trailers die grofweg in een cirkel stonden in het vlakke land. Er staken een paar grote Amerikaanse vlaggen uit en trikes stonden her en der verspreid. Het enige dat miste was een aanstormende groep joelende indianen en knallende geweren om de illusie van een belegerde karavaan huifkarren compleet te maken. We reden langs het park en gingen de stateline over, Arizona. Kaal landschap met groepjes mobil homes (sta caravans) met gigantische puinhopen. Overal oude auto’s, kapotte campers, vervallen schuren en rijen brievenbussen. Dirtroads en highways die tot aan de horizon lopen in een leeg land. Dit is het echte Amerika, net als de vierkante straatpatronen, rijen fastfood restaurants en bungalows met grasvelden en bomen. We reden naar het piepkleine Pipe Springs National Monument. Geen natuurpark, maar een gefortificeerde mormonen boerderij midden in het Payute indianen reservaat. We kregen een rondleiding en de ranger had wat leuke verhalen over het verstoppen van mormonenvrouwen (polygamie was officieel verboden, sinds Utah bij de Union zit), navajo aanvallen die niet kwamen, cattle drivers, het eerste telegraaf station in Arizona. Erg leuk allemaal, maar wat ik nog het leukst vind is de kleinschaligheid. Zion is een wonderschone toeristenfabriek, maar hier bij Pipe Springs komt bijna niemand en de rangers hebben tijd en zin in een babbeltje. Onze "groep" werd een "internationale groep" genoemd en bestond uit een dikke driekoppige familie uit Utah en wij. We hebben nog even met een indiaanse staan praten en toen ik vroeg tot waar het Payute land reikte, voelden we even een beetje irritatie. Ze zei dat het tot aan de Colorado rivier liep en toen ik vroeg hoe het dan zat met de Navajo’s zei ze dat iedere indiaan wist dat het Payute land was, maar dat de Navajo’s van hun eigen land verdreven waren door Kit Carson. Ik kreeg niet helemaal door of de irritatie nu tegen de opdringerige Navajo’s was gericht of tegen de blanken, misschien tegen beide.

We reden verder zuidwaarts richting de Grand Canyon en toen we het Kaibab National Forest binnenreden zagen we op een parkeerplaats indianen die sieraden verkochten. Petra wilde graag dream catchers kopen, maar ik gaf weinig hoop, omdat dat Navajo symbolen zijn. De indianen waren nors en ik dacht "mmm, het lijken wel Navajo’s" En daar lagen opeens dream catchers. Ik vroeg de verkoopster van welke stam ze eigenlijk was en met een lichte grijns zei ze "navajo", aha. Je kan het nauwelijks authentieke Navajo raids noemen, maar het is wel een aardige parallel met het verleden. De Navajo’s die naar het grondgebied van andere stammen komen om de resources (in dit geval toeristen) binnen te halen. Het zijn geboren overheersers en veroveraars, net als de Apaches in het zuiden. Voordat de blanken kwamen leefden ze van de overvallen op andere stammen. Ze zijn wel inventief en hebben veel overgenomen van anderen. Landbouw van de Hopi, paarden van de Spanjaarden, geweren van de blanken. Overlevers, tough guys. Eerlijk gezegd heb ik het niet zo op met de Navajo’s. Ik vind ze kil, arrogant en hebberig. Maar zoveel heb ik er niet gesproken, misschien heb ik alleen maar kille arrogantie hebberige Navajo’s gezien en toevallig de vriendelijke hopi’s en Payutes. Inmiddels 14:00 uur en de tent staat, op de National Forest Campground. Het is onverwacht rustig, nog geen armada RV’s gezien. Toch maar vast een plekje bezet en nu gaan we nog even bij de North Rim van de Grand Canyon kijken, 40 mijl verderop.

19:30

De grand canyon was leuk. Niet fantastisch of overweldigend, maar wel leuk. Deze conclusie hadden we aan de South Rim ook al eens getrokken, maar toen dachten we dat het misschien door oververzadiging kwam. Het landschap is gewoon niet zo toegankelijk. Het is een grote kloof en that’s it. Wij vinden de parken in Utah toch stukken mooier. De sfeer bij de north rim was wel erg leuk. Het is er rustiger en relaxter dan de south rim. Vooral de sun room is erg leuk. Luxe leren fauteuils, waar je je krantje kan lezen terwijl je een mooi uitzicht over de canyon hebt. Buiten staan comfortabele schommelstoelen met hetzelfde uitzicht. Een leuke plek in een mooi landschap. Op de terugweg had ik weer een van die eigenaardige ontmoetingen die ik altijd schijn te moeten hebben. Er stond in het schemerig wordende bos een grote donkere pickup truck langs de kant van de weg met wat mensen erbij. Een man hield zijn duim omhoog. Eigenlijk was onze auto vol, maar ik stopte toch om te kijken of ze hulp nodig hadden. Een groepje Texanen met motorpech. Elf mijl verder, tegenover onze campground is een garage en de Texaan met de duim omhoog vroeg of we hem mee konden nemen. Wij zijn zelf ook een aantal keren uit de brand geholpen en volgens mijn "what comes around, goes around" filosofie wilde ik hem helpen. Met moeite perste de man zich tussen de kampeerspullen en we reden naar de garage. Hij kocht er wat motorolie en koelvloeistof en ik bood aan hem ook weer terug te brengen. Walt was overgelukkig. Ik vertelde hem dat ik nooit in Texas was geweest, maar dat ik ooit nog eens het NASA Johnson Space Center in Houston wil bezoeken. Allemachtig, het blijkt dat ik een truck vol NASA mensen geholpen heb en ik kreeg prompt een uitnodiging voor een persoonlijke rondleiding, waaaahh!! Nog nooit heeft een goede daad zich zo snel terugverdiend (maar terugverdienen doe ik ze altijd). We wisselden adressen uit en spraken af dat we elkaar over een paar jaar zouden zien als we niet voor die tijd doodvallen, geweldig. Voor Walt was het trouwens even bijzonder, hij wilde altijd al "de brug" bij Arnhem bezoeken en kende het verhaal van "een brug te ver" uit zijn hoofd. Wij wonen zo ongeveer naast de heide van de luchtlandingen en ik beloofde hem een rondleiding als hij in de buurt was. Tjemig, gisteren de directeur van Parks Canada-noord en vandaag de NASA. Waarom overkomt mij dat altijd toch. Het is inmiddels donker, we zitten in een andere tijdzone en de zon gaat een uur eerder onder nu. We zitten ook ruim een kilometer hoger, dus het wordt een stuk kouder. Het kampvuur brandt en Petra probeert pasta en pannenkoeken te maken op de vlammen, met gemengd succes. Ik zit te schrijven met een glas wijn (in Arizona is weer alcohol verkrijgbaar) en af en toe naar de sterren te kijken die voorzichtig zichtbaar worden. We doen het rustig aan vanaf nu. Morgen uitslapen, voor het eerst, en misschien ontbijten bij de inn tegenover de camping. Over twee dagen willen we in Flagstaff zijn, 170 mijl verderop. Rustig aan dus.

DAG 15

8:00, Jacob Lake

Lui doch uitgerust. Ditmaal geen wekker en geen noodzaak om vroeg op te staan, dus hebben we ons laten wekken door de vogels. Of eigenlijk door 1 vogel.. Een schijnbaar gestresste kolibri vliegt constant met een duizelingwekkende snelheid zigzaggend en schril fluitend een parcours tussen de dennebomen. Lekker plekje hier, strakblauwe lucht en een temperatuur waarbij je net een trui aan moet, mijn soort klimaat. We zijn in een comfortabele positie, een dag voor op het schema. Een planning die ik vooraf wat te strak vond, maar die in de praktijk toch goed haalbaar blijkt, zonder haastgevoel. We hebben nog twee dingen op het programma. Flagstaff waar we Priscilla en Paul treffen en Organ Pipe Narional Monument tegen de Mexicaanse grens aan. De vraag is nu waar we onze extra dag besteden en of we nog naar Tucson rijden.

15:30, Flagstaff

Vanaf Jacob Lake daalden we af de painted desert in, langs de Vermillion Cliffs over de Navajo Bridge over de Colorado het Navajo reservaat in. Voor de brug zijn we gestopt bij Cliff Dwelles Lodge en het restaurant van de lodge straalde zoveel sfeer uit dat we de verleiding van een tweede ontbijt niet konden weerstaan. Voor Petra een verstandige fruit yoghurt, maar ik heb al dagen ontzettende zin in een grote uitsmijter en zo’n lekkere uitsmijter als ik hier kreeg heb ik niet vaak gehad. De lodge ademde de sfeer van een road movie, je zou zo Thelma en Louise verwachten. Toen we zaten te eten stopte er ook daadwerkelijk zo’n easy rider figuur. Lang vet haar, kapotte jeans, T-shirt, zwarte handschoenen, zwarte zonnebril en natuurlijk een Harley. In plaats van een overval pleegde hij alleen maar een plasje, bijna jammer. Bij Navajo Bridge hebben we nog even diep in de blauwe waterige ogen van de Colorado gekeken en daarna reden we eigenlijk in een stuk door naar de Route 66 hoofdstad, Flagstaff, Arizona. Ik had mijn vizier gericht op een luxe camping met zwembad en douches en ik ben niet meer gestopt tot we Woody Mountain Campground opreden. Het is een "trade off". Vlak aan de weg en ik hoor schreeuwende kinderen. Maar wel vlak bij downtown Flagstaff, een zwembad en douches. Eigenlijk maakt de douche me al niet meer zoveel uit na 14 doucheloze dagen (vetter wordt je haar op een bepaald moment toch niet meer), maarja, voor die $18 is het ook zonde om er geen gebruik van te maken en we zijn van plan om vanavond uit te gaan. Het is misschien socialer om toch maar te douchen. Goh, Flagstaff, een stadje waar ik wel wat mee heb.

DAG 16

7:00

Wat een herrie. De highway langs de camping en de interstate iets verderop hoor je continue, maar het ergste zijn de goederentreinen die de hele nacht langsrijden. Het duurt wel tien minuten of een kwartier voordat zo’n monster voorbij is en ze rijden af en aan. We missen de natuurcampings nu al. Gisteravond hebben we heerlijk Mexicaans gegeten bij Salsa Brava. De Amerikanen hebben wel een andere dineerstijl dan wij Europeanen, dat was ons al vaker opgevallen. We bestelden een voorgerecht en hoofdgerecht en de ober vroeg of we het voorgerecht eerst wilden. Huh? Ja, natuurlijk. Vervolgens kwam Petra’s voorgerecht, gelijk daarna de hoofdgerechten en toen mijn voorgerecht. Ze zien hier voorgerechten (apetizers) blijkbaar als bijgerechten of zelfs als kleine hoofdgerechten aan de enorme hoeveelheden te zien. De hoofdgerechten heten trouwens "entrees", ook wat verwarrend, want in Frankrijk is dat juist het woord voor voorgerecht. En als iemand van het gezelschap het bord leeg heeft,dan wordt het gelijk weggegrist en wordt ongevraagd de rekening op tafel gelegd. Door Europese ogen lijkt het allemaal nogal onbehouwen, maar het is hier doodnormaal. Wat dineren betreft heb ik toch een sterke Europese voorkeur. Voor het eten zijn we even door het kleurrijke downtown Flagstaff gelopen en gereden. Veel cafe’s, pubs en gezellige eethuisjes. Het centrum is bijna on-Amerikaans gezellig. Wat opvalt zijn de vele motormuizen, vaak ouderen die zich schijnbaar even "easy rider" op Route 66 willen voelen. Daar kan ik helemaal inkomen, al heb ik het niet zo op motoren. Toch lijkt er behalve het Lowell Observatory en wat Art Gallery’s, waar wij ons niet voor interesseren, niet zoveel te doen in Flagstaff, maar ach, we hoeven eigenlijk ook niet zoveel te doen. De temperatuur is hier helemaal perfect. Nu is het 15 graden en zonnig en ‘s middags een graad of 25. Even diep ademhalen voor we overmorgen het plateau afgaan naar de Sonora woestijn. Daar is het 40 graden, dat wordt afzien.

Ik heb wat verwoedde pogingen gedaan om Paul en Cil te bellen en om Eric en Kristeen te bereiken. Vanuit de telefooncel lukt dat niet. We zijn eerst dus maar eens het Lowell Observatory gaan bekijken. Leuke plek. Het is het observatorium waar Lowell zijn kanalen op Mars zag en waar Clyde Tombough Pluto ontdekte. Leuk om op zo’n historische plek rond te lopen. Na een lang saai verhaal dat ik alweer geschrapt heb over belpogingen , musea en boodschappen is het gelukt om Eric en Kristeen een e-mail te sturen dat we woensdag naar Tucson komen en kwamen we terecht in een luxe villa in een dure buitenwijk van Flagstaff, waar we uitgenodigd zijn voor het diner. De villa is het tweede huis van Peter en Liz, de vrienden van Paul en Cil. We hebben vervolgens met z’n zessen een hele leuke avond gehad vol wijn, kaas, mexicaans eten en anecdotes.

DAG 17

8:00

Ons buitenritme is wat verstoord. We lagen pas om 23:30 op bed en toen we om 7:00 de tent uit kropen hadden we nog lang niet onze slaap gehad. De vrachttreinen toeterden genadeloos en bij elke toeter moest ik aan Peter denken, omdat hij gisteren op het laatste moment tegen me zei dat ik bij elke toeter aan hem denken moest, grmpf. We zitten in een soort langzame uitloopfase lijkt het. De eerste weken waren strak geplande efficiente dagen vol afwisseling. Volle bevredigende dagen. Voor mijn gevoel zijn we al lange tijd in Flagstaff en is ons activiteitenniveau bijna tot nul gedaald. Aan de ene kant wel lekker, aan de andere kant mis ik de andere modus. Actief in een rustige omgeving of in rust in een actieve omgeving, dat eerste bevalt me beter. Wat wel leuk is, is Flagstaff zelf. Rondwandelen door het historische centrum of in een van de winkelcentra, of rondrijden door het Amerikaanse verkeer tussen de Dodges, Buicks en Oldmobiles. Zelfs in het drukke Flagstaff rijdt het comfortabel. Het einde nadert, maar we hebben nog een toegift. Morgen een lange dag rijden naar Organ Pipe National Monument aan de Mexicaanse grens en overmorgen waarschijnlijk nog een nachtje in het Saguaro National Park. Daarna terug naar Phoenix en naar huis, daar hebben we weinig zin in, we zijn gehecht geraakt aan het simpele kampeerleven en we hebben in dit land nog veel te doen. Vandaag hebben we nog een keer met Paul en Cil afgesproken, we gaan naar Meteor Crater. Een groot gat in de grond met een visitor center erbij. Ik vind het een leuke plek omdat het een ruimtevaartsfeer uitademd. De Apollo astronauten trainden er voor de maanlandingen en ze hebben een tentoonstelling van ruimteschepen. Toen ik gisteren bij Lowell vertelde dat ik bij de sterrenwacht in Westerbork werkte, kreeg ik wat kortingkaartjes voor Meteor Crater. We zijn er ook al een keer geweest, maar ach het blijft een leuke plek. Vanmiddag ontvluchten we de beschaving weer en zoeken we een camping in het National Forest. Vandaag is Memorial Day en vanmiddag zullen de Amerikanen wel weer huiswaarts keren en zullen er weer voldoende kampeerplekjes zijn.

16:00, Sunset Crater

We hebben Paul en Cil opgehaald en hebben een bezoekje aan Meteor Crater gebracht. Een dure toerist-trap van $12 p.p., maar ach, we hadden een paar leuke uurtjes. Na een buffelo burger in Flagstaff brachten we Paul en Cil terug en toen scheidden onze wegen. We verlieten Flagstaff, vreemd genoeg naar het noorden naar een natuurcamping naast een uitgedoofde vulkaan, sunset crater. De camping is doodsstil, bijna iedereen is weer naar huis. We zijn weer in de rustige kampeermodus aangeland. Erg lekker na het lawaaierige en drukke Flagstaff van de afgelopen dagen. Maar ook wel een beetje stil zonder Paul en Cil. Het is toch nooit een leuk idee als je afscheid neemt van vrienden in de verwachting dat je ze misschien jaren niet meer ziet. Het afscheidsgevoel verlengt zich naar ons vertrek, het einde komt in zicht. Nog 3 of 2 kampeernachten (afhankelijk of we bij de Anderson’s slapen) en dan zit het er op. We zitten in de eindfase van een zeer geslaagde vakantie.

Het was net na de oorlog in Irak een beetje een omstreden reis en we kregen zelfs af en toe te horen dat we niet zouden moeten gaan omdat dat politiek niet correct zou zijn. Maar ondanks dat ik zelf ook een aversie tegen de Amerikaanse wereldpolitek heb ben ik toch van mening dat je je beeld van de bevolking van een land niet mag laten bepalen door het zogenaamde "nieuws" dat je via de media krijgt. Dat beeld is namelijk zeer gekleurd, soms in negatieve zin, soms in positieve zin en op z’n zachts gezegd te algemeen. We hebben ditmaal weer heel wat Amerikanen ontmoet en gesproken. Nationalistiche uitingen in de vorm van vlaggen, bumperstickers, T-shirts, etc. kom je hier wel erg veel tegen. Als Europeaan kijk je daar wat vreemd tegenaan, omdat het bij ons enigszins "not done" is vanwege vervelende historische ervaringen en bijproducten. Ons doet dat borstgeklop denken aan neo-nazi’s, vlaamse blokken, arabische liga’s, voetbalrellen, burgeroorlog, etc. Maar hier is de lading gewoon anders. Hier verstevigd het een soort "wij-gevoel" en nationale trots en is hier simpelweg iets positiefs. Voor de Amerikanen dus, ik krijg er als Europeaan een beetje een vieze smaak van in mijn mond, ondanks dat ik besef dat dit een cultuurverschil is tussen de USA en de EU dat ik niet Europees beoordelen. (tja, het is moeilijk om je ingebakken vooroordelen helemaal opzij te zetten, maar gelukkig besef ik me dat). Als je door dat nationalisme heen kan prikken dan zie je toch wel wat anders. Er valt best wel een deel van de mensen ten prooi aan het nieuwsgebrek en de propaganda (net als bij ons), maar de meeste Amerikanen die wij spraken zijn toch wat genuanceerder. Ze hebben ontzettend veel kritiek op zichzelf, veel meer dan wij zelfgenoegzame Europeanen volgens mij. Je mag als buitenlander ook best kritiek op ze hebben, ze vragen er bijna om. Ze schamen zich ervoor dat ze alleen Engels spreken en ze schamen zich voor hun luidruchtige landgenoten die de stereotypen bevestigen. "Bush is a moron" (Bush is een idioot) zei iemand tegen me, "our president bought the election" zei een ander. Ze balen ervan dat hun regering ervoor zorgt dat Amerikanen een slechte naam krijgen en ons werd zelfs gevraagd of we de Amerikanen op onze reis door de USA toch niet te luidruchtig vonden, tjemig. Wij zijn overal zeer vriendelijk behandeld ondanks dat ook wij de Amerikaanse acties in Irak afkeuren en dat desgevraagd ook duidelijk maakten (maar wel voorzichtig). Eigenlijk vind ik de Amerikanen respectvol en bescheiden op hun eigen manier. Een (naar onze maatstaven iets te) trotse bevolking die zich de kritiek van buiten wel degelijk aantrekt ondanks dat hun regering overal als olifanten in porceleinkasten doorheen lijkt te walsen. Maar eigenlijk geldt dit voor bijna alle nationaliteiten die we op onze reizen ontmoeten. Of het nou Amerikanen, Chinezen, Russen, Fransen, Turken of Nederlanders zijn (alleen met de Navajo’s heb ik niet zulke geweldige ervaringen, maar gezien de rest van de ervaringen geef ik ze het voordeel van de twijfel en ga ik er van uit dat het wel aan mij zal liggen). Dit soort inzichten vind ik altijd zo mooi aan reizen. Je ziet dan heel makkelijk dat bestaande beelden niet kloppen en dan ga je je afvragen waar je oorspronkelijke beeld dan eigenlijk vandaan kwam. Het antwoord ligt dan voor de hand, denk er maar eens over na. Bijvoorbeeld. Wat vind je van Syrie? Wat weet je van Syrie? Waar komt je kennis over Syrie vandaan? Hoe zijn Syriers in het echt? Hoeveel Syriers heb je gesproken? Vragen die me bezig houden, vandaar ook dat we over ruim een half jaar maar eens in Syrie gaan kijken, inshallah.

Het was trouwens opvallend rustig qua Europeanen, we hebben een handjevol Duitsers gezien, een bus met Belgen en verder alleen maar Amerikanen. Het lijkt wel of er dit jaar bijna niemand meer reist vanwege de oorlog en SARS. Wij twijfelden zelf even over onze trip naar Turkije twee maanden geleden, maar waarom het hier zo stil is begrijp ik niet goed. Maar ik vind het eigenlijk wel best.

DAG 18

8:00, Sunset Crater

Het was een prachtige heldere nacht en je kon de melkweg bijna aanraken. In de verte klonken huilende coyotes en een bord op de camping waarschuwde voor beren. We zitten weer in de natuur op een stille camping in plaats van een drukke camping langs de weg en spoor met toeterende goederentreinen de hele nacht (84 per dag). De kolibri’s en zwaluwen vormen nu het achtergrond geluid. De tent staat op donker gruis, temidden van pondarosa pines. We staan op een aslaag van de vulkaanuitbarsting van 800 jaar geleden en 100 meter verder kruipt de zwarte versteende lavastroom net niet meer voorbij. Aan de andere kant steekt Mount Humbolt z’n besneeuwde kop in de heldere lucht. Ik ben geneigd om te zeggen dat het al warm is, maar vergeleken met waar we naar toe gaan is dit frisjes. Het wordt vandaag 106 F in de Sonora woestijn, over de 40 Celsius, slik.

14:00, Interstate 17

We zijn nog een poosje in Sunset/Wupatki gebleven om nog even van de rust en relatieve koelte te genieten. Heel relatief, want het was ook in de painted desert al snel boven de 30 graden. Na een Taco Bell lunch in Flagstaff zijn we toch maar eens op weg gegaan naar de Mexicaanse grens, 400 km verder. We hopen dat het er aan het eind van de middag iets koeler zal zijn, maar volgens Eric Anderson werkt het zo niet in de woestijn. Het wordt alleen maar heter totdat de zon ondergaat. We mikken op Lukeville, aan de grens. Daar zou een camping moeten zijn met zwembad. We zijn inmiddels het Colorado plateau af en rijden door de Verde Valley. Volgens de radio is het 103 F (40 C), leve de airco. De Saguaro cactussen staan al vrolijk naar ons te zwaaien met hun armen in de lucht gestoken.

19:00, Organ Pipe

Angstaanjagend heet, dat was het toen ik in de Sonora woestijn even de koele auto met airco verliet. Het was 45 graden, heter dan ik ooit gevoeld heb. Ik kreeg visioenen over hoe verschrikkelijk het zou zijn om hier autopech te krijgen. Dat deze temperaturen die kans ook daadwerkelijk verhogen was te zien aan de vele gestrande auto’s die we zagen staan, angstaanjagend. Na Phoenix kwamen we door de dorpen Ajo en Gila Bend en we maakten mentale aantekeningen van motels (airco!) en benzine stations en eigenlijk verwachtten we niet dat we in deze verschrikkelijke hitte zouden gaan kamperen. Met gemengde gevoelens sloegen we af naar het zuiden bij het bord "Tucson (east), Mexico (south)" en het kale dorre land leek lange tijd zelfs te heftig voor de cactussen. Naarmate we de Mexicaanse grens naderden werd het gek genoeg steeds drukker. Opvallend waren de vele politieauto’s met "border patrol", maar nog veel opvallender waren de auto’s met boten op een trailer. De heetste woestijn die we ooit meegemaakt hebben (niet de droogste, dat was vorig jaar in Atacama, Chili) en de helft van de tegenliggers bestaat uit trailers met boten, belachelijk. Voor Arizona ligt de dichtstbijzijnde zee aan de Bajo California in Mexico en de weg door de bloedhete Sonora woestijn is de korste weg. Een heel merkwaardige aanblik, bij een schip in de woestijn verwacht ik op z’n minst 2 bulten. Het landschap veranderde en overal verschenen de verwachtte cactussen. Metershoge Saguaro’s, vernijnige Cholla’s, tamme Prickly Pears en voor het eerst de veelarmige Organ Pipe cactussen, waarnaar het park vernoemd is. We reden door tot Lukeville, waar de beloofde campground slechts een fata morgana bleek. Maar we hadden ondertussen toch al besloten om in het park zelf te gaan staan in de buurt van het Visitor Center. Lukeville is niets anders dan een grensovergang en we zijn dus ook even Mexico binnengewandeld. Een heel klein beetje eng, want als de grenswachter onze visa-waivers uit onze paspoorten haalt (wat ze normaal gesproken doen als we het land verlaten) dan kunnen we niet meer terug. Maar het was geen probleem. De Mexicanen deden helemaal niks en de Amerikaanse grenswachters waren voor de verandering reuze vriendelijk (we hebben bij deze grens de juiste huidskleur waarschijnlijk). We staan nu dus in het park, helemaal alleen, omgeven door enorme cactussen tot aan de horizon. De zon is net onder, maar het is nog 35 graden. Minder onaangenaam dan ik vreesde trouwens. Dit is Petra’s hoofddoel en ondanks dat ze het geweldig vindt om hier te zijn is ze wat teleurgesteld dat de cactussen hier niet zo uitbundig bloeien zoals in Saguaro N.M. Tjeetje, wat een heerlijke stilte. Af en toe een cactuswren of een raaf en tot mijn licht verbazing vooral duiven. In Burgers Desert in Arnhem, waar dit plan ontstaan is, hoor je ook vooral de duiven. Ik dacht dat dat een beetje mislukt was, maar zo klinkt het hier ook gewoon, leuk. Nog even genieten voor het donker is.

DAG 19

5:30, Organ Pipe

Verschrikkelijk, wat een nacht. Het bleef doodleuk 35 graden en in de tent nog veel heter. De rotsige bodem was heet van de felle zon die de hele dag genadeloos had staan branden en het leek nu meer op steengrillen dan op kamperen, met ons als malse sappige hapjes. We zijn uitgedroogd en vermoeid. Maar nu, vlak voor zonsopgang is het prachtig een aangenaam. Het is afgekoeld tot 28 graden en de hemel kleurt rood. De vogels slaan aan en vlak bij me zit een cacuswren in een grote gearmde Saguaro cactus te zingen. Ik kan nog net voorzichtig grijnzen. Voorzichtig, want m’n lippen zijn pijnlijk gebarsten en ik heb hoofdpijn. Petra strompelt fotograferend rond op haar gebarstte voeten. Een genadig uurtje in een genadeloos landschap.

20:00, Tucson

We hebben de 34 km onverharde weg gereden door een fascinerend landschap van gigantische cactussen. Af en toe knalde er een steen onder een band weg en de rillingen liepen me over de rug bij de gedachte aan een lekke band in deze hel. 45 Graden en geen schaduw te vinden. Ik was dan ook opgelucht toen we een paar uur later Kitt Peak op reden. We klommen ruim 2000 meter omhoog uit het verzengende landschap naar het beroemde Kitt Peak Observatory, de derde sterrenwacht van deze reis. Kitt Peak ademde de sfeer van armoede, maar dat kwam vooral door de twee bejaarde supertrage tour guides die om de honderd meter moesten stoppen om te rusten en steeds over geldgebrek begonnen. De tour duurde ruim twee uur, maar had ook in 20 minuten gekund. Mij maakte het niet uit. Leuke plek om te zijn en relatief koel. Alleen jammer dat de gids zo’n schelle stem had dat ik die niet helemaal kon uitfilteren. We reden naar Tucson met een licht schuldgevoel. We hebben de Andersons niet meer kunnen bereiken en oorspronkelijk zouden we niet meer in Tucson terugkomen., maar Eric in Organ Pipe ontmoeten. We reden naar hun huis, maar ze waren niet thuis en net toen we een briefje "we’ve been here" wilden achterlaten, kwamen ze aanrijden. We werden door de lieve Andersons gastvrij onthaalt met de traditionele knuffel, koud bier, een maaltijd en een zacht bed, aaah. Het was zo heet geweest dat ze ons hadden willen waarschuwen om niet naar Organ Pipe te gaan, maar naar Tucson te komen, maar ze hebben ons natuurlijk ook niet kunnen bereiken. Good to be back in Tucson, very good.

DAG 20

9:00 Tucson

Geslapen als een roos, tien uur lang, zonder eenmaal wakker te worden. In een koele kamer op een zacht bed. Toen ik mijn ogen opendeed, keek ik uit een raam de tuin vol palmen, bloemen en vogels in. Wat een verschil met de steengril van gisteren. Zucht, onze laatste dag in Amerika, heel jammer. Te kort, we zijn nog niet klaar. We willen nog niet terug. Het plan is om vanavond in een motel in Phoenix te zitten, maar we gaan eerst nog wat met Eric en Kristeen doen. We wilden eigenlijk naar het Desert Museum, maar Eric raadt dat af vanwege de hitte. Hij stelde Mount Lemon voor, 3000 meter de lucht in. Ook best. Het wachten is op Kristeen, die vroeg is gaan werken en die zo terug komt voor onze laatste attractie van deze reis.

Mount Lemon was een verademing. Een berg die zo hoog is dat zijn kop net in een gematigd klimaat steekt. Na uren stijgen zaten we dus in een koel bos, een weelde in de verschrikkelijke droge hitte van zuid-Arizona. We hebben er een paar comfortabele uurtjes doorgebracht met als hoogtepunt de lunch in Summerhaven en een wandeling naar het Steward Observatory. Eric liet ons de sporen van de bosbrand zien die vorig jaar net voor het dorpje Summerhaven tot staan was gebracht, brrr.

(opmerking: een ruime week later brak er opnieuw een verwoestende bosbrand uit die het resterende bos en het dorp Summerhaven vernietigde. Er werd een week gevochten om het Steward Observatory dat uiteindelijk behouden bleef, onze foto’s zijn collectors items geworden).

DAG 21

7:00 , Phoenix Sky Harbor.

Godverdegodver, wat een stelletje klote mutsen. Bij de check-in moest ik mijn rugzak openmaken en mijn branders laten zien en ruiken. Aan beide branders roken ze "fumes" en ze werden in beslag genomen. Ik zei dat de benzinebrander helemaal niet gebruikt was en kreeg hem prompt weer terug, dat wekte vertrouwen in de deskundigheid van de dame’s.. NOT. We vroegen de gasbrander terug om zelf te ruiken, geen spoortje gas te ruiken. Muts-1 was verkouden (zei ze) en gaf hem aan Muts-2 die ook duidelijk "iets" rook. Toen Petra vroeg om security erbij te halen , kreeg ze als antwoord dat we dan niet meer met het vliegtuig mee konden vandaag. Petra stond op springen (ik was gewoon boos) en ging heftig in discussie tot de cheffin (ook een muts) zowel muts-1 als Petra streng aankeek en zei "this discussion is over". Weg brander, kut. Toen we wegliepen hoorde ik nog net hoe muts-1 op d’r donder kreeg omdat ze met ons in discussie ging. Aardig vrouwtje maar een erg slechte neus. Ik zei nog tegen haar dat ik speciaal KLM vloog om dit soort overdreven paranoia te voorkomen. Ze zei dat ze dat begreep, maar dat het hier North West Airlines is en dat de beveiliging overal extreem is, blablablaat. Vervolgens moesten we naar security voor de standaard check, schoenen uit, riem af etc. Ik zei tegen Petra dat ze maar niet tegen de security moest gaan mopperen, die lui wil je niet afzeiken. Maar als Petra boos is, is ze boos en toen de vriendelijke beambte vroeg "hi, how are you today?" .. tja, die was in the wrong place in the wrong time (Petra: wat een poeha over twee schuifspeldjes in je haar, nog even en je moet je eerst helemaal uitkleden voordat je het land uit mag, Nico: ach, dat maakt het wel interessanter hahaha). Ik hield mijn hart vast, maar we kwamen er ongeschonden doorheen. Petra werd al mopperend gefouilleerd, maar we hoefden onze bagage niet verder open te maken. (opmerking: wat we op dit moment niet wisten was dat op ongeveer hetzelfde moment onze bagage doorzocht werd en een aardig kapitaaltje aan eten uitgehaald is. Nog wel keurig een briefje dat ze niet verantwoordelijk zijn natuurlijk, de klootzakken).

Grmpf, ik ben geirriteerd. Ik kan me nog enigszins voorstellen dat je geen dampende branders mee mag nemen en zelfs dat regels regels zijn. Maar dat het afhankelijk is van een verkouden muts die het verschil tussen propaan en metaal niet kan ruiken is wat frustrerend. Naja, shit happens. Verder loopt het soepeltjes. Na een gezellige dag op Mount Lemon zijn we gisteravond naar Phoenix gereden en hebben een hotel gezocht in de buurt van het vliegveld. Wonderlijk genoeg kregen we alles zonder al te veel moeite in de rugzakken en het inleveren van de auto was in vijf minuten gebeurd. Ze stonden wel raar te kijken van de modder en regensporen en zeiden dat ze meer moesten rekenen omdat de auto zo smerig was. Als dat na de brander affaire was, had ik de klerk waarschijnlijk een kaakslag gegeven, maar nu begreep ik dat het een grapje was en ik vroeg of het hier dan niet geregend had (ik wist dat er sinds half maart geen druppel meer gevallen is).

(opmerking: achteraf ontdekte dat er door Alamo 900 dollar van mijn creditcard was afgeschreven in plaats van de 340 dollar die op de reservering stond. Bij navraag hebben ze 560 dollar gerekend voor allerlei toeslagen zoals het gebruik van het luchthaventerrein, gebruik van het gebouw, gebruik van de nummerplaten. Ik ben nog nooit zo gigantisch afgezet).

8:00

Een merkwaardige gedachte dringt zich aan me op. Amerika is een reservaat. Zacht van binnen, hard van buiten. De strenge regels, de harde grensbewaking bij de Mexicaanse grens, de botheid bij de douanebeambtes. Maar als je binnen bent zijn de mensen open, vriendelijk, bijna naief. Het gedrag van de mensen is niet in overeenstemming met de "tough guy" uitstraling van de USA. Het lijkt wel een beetje alsof de Amerikanen niet meer helemaal zelfstandig te kunnen denken, ze volgen de paden die de commercie, de media en hun regering voor hun uitzet. Het nieuws dat je op de radio hoort is bijvoorbeeld een combinatie van lokaal nieuws, propaganda en reclame. Letterlijk, de nieuwslezer vertelt opeens tussen twee nieuwsitems op dezelfde toon dat produkt X de oplossing is voor probleem Y en dat het voor $9.99 bij winkel Z te koop is, heel bizar, heel glibberig. Het geeft me het gevoel dat je de rest van wat hij zegt ook niet kan geloven. De politiek en dus hun gekozen vertegenwoordiging is anders. Hard, zakelijk, overheersend. Ik vraag me af hoe vrij de Amerikanen werkelijk zijn, als er zo’n groot verschil tussen de schijnbare volksaard en degenen die de macht hebben bestaat. Het klinkt onrespectvol, maar een deel van de Amerikanen komt over als grote goeiige koeien, die keurig het paadje van de wei naar de stal volgen, waggelend met hun vette konten naar het fast food restaurant waar trots "we stand united" en "God bless America" op de muur staat. Aan de andere kant: ondanks dat ze deze wat kinderlijke volksaard niet kunnen verloochenen lijken ze zich er best van bewust te zijn. De contradicties en de kritiek van de buitenwereld druppelt door. Het komt wat verwrongen binnen. Hier lijkt de boodschap "Frankrijk is tegen oorlog buiten de UN om" vertaald te worden naar "Frankrijk is tegen de USA". Maar die vertaling gebeurt door de politici en niet door de bevolking. Het reflex is vervolgens om Franse producten te gaan boycotten en met de vlag te zwaaien, maar de volksaard doet wat anders. Fransen worden even vriendelijk en hoffelijk behandeld als altijd, even vriendelijk als wij. De vriendelijke koeien mentaliteit wint het van de opgedrongen vijandigheid gelukkig. Het zijn dus schijnbare tegenstellingen. Een vriendelijk goeiig volk, zo gemaakt door hun leiders en hun luxe consumentenmaatschappij. Een volk dat tegelijkertijd bang gemaakt wordt voor van alles en nog wat en moeilijk in staat lijkt om te relativeren en risico’s realistisch in te schatten. Dat doet hun regering voor ze. Slaap zacht, de regering waakt. Voor ons is dit allemaal goed waarneembaar omdat wij buitenstaanders zijn, we zien het verschil met onszelf. Maar misschien zien we het ook wel verkeerd omdat we het met Europese ogen beoordelen, misschien is het voor de Amerikaan heel anders. Het is veel moeilijker om onze eigen mentaliteit onder de loep te nemen. Ik ben ervan overtuigd dat wij Europeanen meer op Amerikanen lijken dan we denken en dat wij zelf op dezelfde manier het vermogen tot relativeren en eigen verantwoordelijkheid verloren hebben. We zijn nog niet zo extreem als onze broeders in het Westen, maar ik vrees dat ook wij sukkelige goeiige koeien gaan worden. Blijven nadenken dus, blijven kijken, blijven reizen. Daarbij moet ik nog opmerken dat dit slechts mijn waarnemingen zijn. Zelf gaan kijken is altijd beter dan andermans meningen over te nemen, inclusief de mijne....

DAG 22

6:00, noordzee

De zon is net opgekomen boven Engeland en we hebben de daling ingezet. Ik heb zoals op de heenweg de hele tijd mijn ogen dichtgehouden en heb nu daadwerkelijk het gevoel dat het ochtend is. Ah, Europa, na zo’n intercontinentale reis voel ik me altijd even meer Europeaan dan Nederlander. Hier hebben we geen visa of visa-wavers nodig, hier kan ons de toegang niet ontzegt worden. We zijn weer thuis, in Europa.

8:00, Utrecht

Zucht, nog meer "collateral damage". Naast de kapotte camera, de in beslag genomen brander zijn we nou ook nog allebei met onze duffe koppen onze leesboeken uit het vliegtuig vergeten mee te nemen, shit. Over het onnodige verlies van de brander ben ik nog steeds pissig en eigenlijk misgun ik het onze Amerikaanse medepassagiers dat ze zo soepel en vriendelijk door de douane binnengelaten worden, terwijl wij zowel bij binnenkomst als vertrek, zoveel shit over ons heen krijgen. We zijn allebei de Amerikaanse aanstellerige achterdocht even goed zat, stelletje overdreven angsthazen, bah. We zijn toch wel blij dat we weer bijna thuis zijn ondertussen, de vermoeidheid en ochtendhumeur beginnen toe te slaan. Maar het was een geweldige reis.

Epiloog

Twee maanden later:

Tal van e-mails en telefoontjes naar KLM (naar Northwest verwezen), Northwest (niets van teruggehoord), Alamo (exacte uitleg over de kosten), Schiphol (vermistte boeken niet teruggevonden) is er niets opgelost. We zijn driedubbel genaaid, maar ach, c’est la fucking vie zoals men placht te zeggen. Ik heb een nieuwe brander gekocht, de bibliotheekboeken bleken bijna afgeschreven en de Andersons hebben ons een pakket beef-jerkey toegestuurd waar ik nog een poos van kan snoepen. Over 2 maanden vliegen we weer naar hetzelfde continent voor 5 weken Canada, inclusief een binnenlandse vlucht halverwege waarbij het verliezen van mijn branders me zeer slecht zou uitkomen. Ik bereid me dus maar mentaal alvast voor op de volgende lading shit, al ga ik het nu wel iets slimmer aanpakken. Branders demonteren en verspreiden door de bagage bijvoorbeeld, sssst, niet verder vertellen. Maar uiteindelijk is de conclusie dat we een geweldige vakantie hebben gehad. Weer een paar wensen uitgekomen, op naar de volgende!

Nico