Australie 2000, 5 weken door de outback


  • Pictures

  • Proloog, 24 oktober 2000

    Herfst, mijn favoriete jaargetijde. Het is lekker fris en de bossen zijn goudgeel en roodbruin. Het ruikt naar paddestoelen en afgevallen bladeren. Ik probeer nog zoveel mogelijk tijd in het bos door te brengen voordat we over een paar dagen deze prachtige periode achter ons laten en ons aan de andere kant van de wereld in de tropische moesson storten. Ik probeer ook voor mezelf op een rijtje te zetten welk beeld ik van deze tocht heb, wat ik er zoek en wat de reden is om het te doen zoals we het gaan doen. Op die manier probeer ik me voor te bereiden, zodat ik er het meeste uit kan slepen. Want voor een deel is reizen natuurlijk altijd een ‘state of mind’ en de opbrengst (de lol en de ervaring) is altijd voor een groot deel afhankelijk van met welke instelling je het doet.

    Waarheen?

    We beginnen ons Australische avontuur in Darwin, aan de tropische noordkust en het plan is om 5 weken later aan Adelaide te bereiken aan de subtropische/gematigde zuidkust. Daar tussenin ligt 6000 km tropen en woestijn, vooral veel woestijn. Met een 4WD outback camper zullen we proberen een groot deel van deze tocht over onverharde wegen te volbrengen. Dwars door onder andere de bloedhete Tanami woestijn. We vertrekken in de herfst en komen aan in de lente. Lente is trouwens ook niet helemaal het juiste woord, in de tropen is geen lente of herfst, alleen het droge en het natte seizoen en wij komen aan op de grens van deze twee seizoenen. De afgelopen twee weken heeft het in het noorden veel geregend en geonweerd en dat kan grote consequenties hebben voor onze reis. De Tanami Road is namelijk onze ‘sleutelpassage’, de zwakste en moeilijkste schakel in de keten. Als de regenval te hevig wordt dan zal deze onverharde weg door de Tanami Woestijn worden afgesloten omdat de weg dan verandert in een modderbad, in dat geval moeten we in het ergste geval 2000 km omrijden via de Steward Highway. Op internet zag ik de condities van de Tanami Road en van de Great Northern Highway, de weg naar Tanami toe, aan het verslechteren zijn. Op de Highway moeten af en toe rivieren worden doorstoken en de Tanami Road is alleen nog te berijden met 4WD voertuigen…

    De planning

    We gaan dus met een 4WD voertuig, een wat primitieve camper. We hebben behalve de camper en de heen- en terugreis niets geboekt. Op deze manier doen we het dus helemaal zelf. Na wat rondkijken op beurzen, in boeken en op internet heb ik een slinger op de kaart getekend en die slinger onderverdeeld in 5 weken. Ik heb de interessante plekken gemarkeerd, wat rustdagen geprobeerd in te bouwen en dat is het. Deze planning is het skelet van de tocht en dient als houvast, maar is absoluut niet heilig. We zullen er ongetwijfeld vaker wel dan niet van afwijken. De planning gebruiken we voornamelijk om tijdens de reis kunnen zien hoeveel tijd we nog over hebben. Als je een poosje onderweg bent kun je op die manier goed inschatten hoever we van de planning kunnen en willen afwijken. Hoever voelt 300 km aan in de tropen? Moeten we minder rijden? Of juist meer? Dat is waar we ons schema voor gebruiken. Voor ons is dit de beste manier van reizen. Je hebt dan niet het gevoel dat je aan de hand rondgeleid wordt of dat je afhankelijk bent van anderen. Op deze manier gaan we echt zelf kijken hoe het er is en bouwen we ons eigen beeld van het continent. Het geeft gewoon een geweldig gevoel van rust en onafhankelijkheid op deze manier.


    Dag 1, vrijdag 27/10 – Eindelijk op weg naar Australie!

    Ede, 11:00 uur

    pffff, slecht geslapen, beetje koppijn en zwaar gedroomd. Ik ben extra laat naar bed gegaan om m'n ritme vast een eindje de goede kant op te laten gaan. Misschien had ik dat grote glas cognac met Loet niet moeten nemen tijdens de IRC party, maar het is waarschijnlijk gewoon reisstress. Als het goed is valt dat allemaal van me af op het moment dat we in de trein naar Schiphol stappen.
    Onwezelijk, ik zit nog tussen de alledaagse troep achter m'n bureau en over een paar uur zijn we op weg naar de andere kant van de wereld en 5 weken (fysiek) afgesneden van onze omgeving.
    We vliegen pas om 19:30 naar Londen, en vandaar om 22:00 naar Singapore, waar we dan morgenavond om 18:00 aankomen. Om 22:00 gaan we dan verder naar Darwin waar we de volgende ochtend om 5:30 aankomen. Vertrek vrijdagmiddag, aankomst zondagochtend, tjemig...
    Het is grijs en grauw en het regent. Door de stormachtige wind zijn de bomen al voor een deel kaal. Eigenlijk wel een bemoedigend uitzicht, want ergens zag ik er tegenop om die prachtige herfstkleuren en strakblauwe lucht te verruilen voor de zompige tropen waar het al twee weken onweert en regent. Het lijkt nu andersom, de webcam in Darwin toont blauwe lucht. Al heeft de weersvoorspelling het over 'storm inland' en de komende vier dagen 'thunderstorms', naja, het zal wel loslopen.
    Petra heeft al een week nachtdienst gehad en ligt nog te slapen. Ik ga haar maar eens wakker maken voor de grote reis. Arme Petra, ze heeft al een jetlag voordat we vertrekken...

    Schiphol, 17:00 uur.

    Ik was behoorlijk gestresst en nerveus vandaag, maar het viel zoals verwacht allemaal van me af zodra we in de trein zaten. We waren eindelijk op weg en we hoefden niet meer na te denken over wat we mee moesten nemen en moesten regelen. We hoefden nu alleen nog maar het 30 uur lange spoor naar Darwin te volgen.

    Het is slecht weer en dat lijk op Schiphol tot problemen en vertragingen te leiden. We waren gelukkig zo vroeg op Schiphol dat we een plaats op een eerdere (vertraagde) vlucht naar Londen kregen. Onze bagage werd gelijk doorgestuurd naar Darwin, maar we kregen alleen instapkaarten voor het traject naar Londen wegens "computerproblemen", jaja. Die schattige meisjes hebben altijd verdacht vaak "computerproblemen". We zijn wel eens bijna van een vlucht van New York naar Amsterdam gehaald wegens "computerproblemen". Het probleem bleek toen dat een schattig meisje vergeten was de computer van pauze te halen waardoor onze gegevens niet op het scherm verschenen. Maar ik weerstond de neiging om ‘wel even te helpen’, ik ben op vakantie. Ik ben eindelijk in een lekkere relaxte reisstemming gekomen. Petra is er minder goed aan toe na een week nachtdienst, ze zit nu al bleekjes te knikkebollen. We zijn afgesneden, geen internet meer, geen telefoon meer, onbereikbaar, lekker.

    London Heathrow, 20:00 uur

    Uiteindelijk vertrokken we 3 kwartier voor onze oorspronkelijke vertrektijd uit Amsterdam, op een andere vlucht dus. Het was intussen donker geworden en het waaide en regende hard. We vlogen het hele stuk naar Londen in donkere wolken. Het is wel een beetje inefficient om eerst de verkeerde kant op te vliegen, dan een paar uur te wachten en dan weer terug te vliegen. Maar ik vind het altijd leuk om via Londen te vliegen, even de sfeer in Engeland te proeven, al is een internationaal vliegveld nou ook weer niet echt de plek om de sfeer te proeven. We probeerde hier om verder in te checken naar Darwin, maar ook hier waren we het slachtoffer van een schattig meisje, eh.. van computerproblemen bedoel ik. We kregen weer alleen de instapkaart naar Singapore. Maarja, dan hebben we in Singapore tenminste ook nog wat te doen (gaaap). Nadat we de ruige busrit naar Terminal 4 hadden gemaakt hebben we eerst even onze gate opgezocht en zijn toen bij Garfunkels gaan eten. Tot zover gaat alles redelijk goed, maar prijs de dag niet voor het avond is, twee maal avond in ons geval.

    Dag 2, zaterdag 28/10 – ‘Een etmaal in de lucht’

    Singapore, 19:00 uur

    Het gaat perfect. Om 23:00 vertrokken we uit Londen met een Boeing 747. Een joekel van een vliegtuig met 10 stoelen op een rij. Ik had nogal een grote handbagage tas en bijna moest ik hem inleveren zodat hij in het laadruim kon omdat het vliegtuig propvol zat, maar gelukkig mocht ik hem toch bij me houden.

    Na ‘supper’ viel ik als een blok in slaap en werd pas zo’n 6 uur later weer wakker. Het was ondertussen al weer licht buiten en het was ongeveer 12 uur lokale tijd. De rest van de dag ging eigenlijk snel voorbij en een uur geleden zijn we geland in Singapore. Ik voel me niet moe en ben blij dat ik aan boord kon slapen. We zitten buiten in de ondergaande zon in een cactustuin op het dak van de vertrekhal. Bijna idyllisch als de housemuziek niet zou proberen de vliegtuigmotoren om ons heen te overstemmen. Het is vochtig warm, bijna 30 graden, maar als je rustig blijft zitten is het niet onaangenaam. Tjemig, we zitten op de evenaar! Was daar niet een of ander neptunus ritueel voor?

    De zon zakt razend snel hier trouwens, dat komt omdat we bijna op dezelfde breedtegraad zitten als de zon. Hij zakt dus rechtstandig in plaats van onder een hoek. De reis verloopt prima tot zover en ook de vermoeidheid slaat nog niet toe, tenminste niet bij mij.

    Bij een eettentje heb ik de lekkerste nasi met sate gegeten die ik ooit geproeft heb en ik ben een beetje bang dat dit ook gelijk het culinaire hoogtepunt van de hele reis geweest is, want zelfs de Engelsen geven af op de Australische keuken. Wie ooit net als wij wel eens 2 weken afhankelijk is geweest van Engelse barmeals weet waar ik het over heb.

    Het is leuk exotisch hier, overal grote tropische planten, vreemde geuren en rare winkeltjes die massages en kruiden aanbieden. Ongeveer de helft van de mensen die hier rondlopen zijn Aziaten en de andere helft westerlingen en Indiers. De smartmedia card die ik voor pa wilde kopen is hier tax free net zo duur als in Nederland, vreemd, ik dacht dat Singapore zo goedkoop was voor dat soort spul.

    Dag 3, zondag 29/10 - acclimatiseren in Darwin

    Zondag, 29-10, 06.42 uur:Erg heet en erg mooi. Alles gaat perfect. Niet eens moe. Collect call werkt niet. Petra kickt erg op de natuur, ik ook. Af en toe een duik om af te koelen.

    Darwin, 06:00

    "Welcome to Cairns" klonk het door de intercom. Slik, Cairns? We moeten naar Darwin, niet naar Cairns! Er stond inderdaad ook Cairns bij de gate, maar het vluchtnummer klopte. "… sorry mates, I mean Darwin of course…". Pjew. Ik staarde in de bloeddoorlopen ogen van mijn vrouw en knikte naar de handbagage en naar de inmiddels geopende deur om aan te geven dat we uit moesten stappen. Petra communiceerde niet meer na deze tweede nacht in een vliegtuigstoel, ze staarde en kwijlde nog wat, verder niks meer. Ik was er beter aan toe, al schrok ik even toen ik in de spiegel op het toilet keek en m’n eigen bloeddoorlopen ogen en blauwe wallen zag. Na het vetrek uit Singapore gisteravond ben ik gelijk gaan slapen en heb gewoon m’n ogen dichtgehouden tot we gingen landen. Eigenlijk voelde ik me kiplekker en niet moe.

    We kwamen soepel door de douane en werden niet met insecticiden besproeid zoals ik verwacht en een beetje gehoopt had. Dat leek me nou wel een grappig ervaring. Maar we mochten zwetend en stinkend doorlopen en zelfs onze zakken drop en pepernoten houden. We vonden al snel een geldautomaat en een Qantas balie, zodat we ook alvast onze terugvlucht konden herbevestigen.

    Het is inmiddels 6.15 in de ochtend en we zitten in de bijna lege aankomsthal koffie te drinken. Eigenlijk stellen we het moment dat we naar buiten moeten uit. Het is nog stikdonker, maar het is boven de 30 graden en erg vochtig. We deden een stap naar buiten en vluchten gelijk weer terug, wat klamme hitte buiten, alsof iemand een warme natte doek over je hoofd gooit. We hebben geen haast, we kunnen waarschijnlijk pas over 6 uur in ons hotel inchecken. Nog even lekker zitten en proberen door te laten dringen waar we zijn. Dat laatste lukt nog niet echt, een van de eerste dingen die tijdens zo’n gekke lange reis uitvalt is het vermogen om je te verbazen. Al verbaasd het me wel dat ik me zo lekker fit en relaxed voel.

    Darwin, namiddag.

    De eerste indruk was niet heel anders dan in Amerika, warm, andere auto’s, vreemde begroeiing en een jetlag. Maar als je beter keek zag je toch wel grote verschillen. De auto’s rijden aan de verkeerde kant van de weg, de mensen kleden en gedragen zich informeler en de sterrenbeelden staan op de kop. Ik zag Orion iets ten noorden van me en ondersteboven dus, raar. Terwijl we in de hotelshuttle naar de stad reden kwam de zon op en konden we pas echt goed zien waar we terecht gekomen waren. Wat ons opviel was de uitbundige begroeiing overal. Allerlei soorten palmen en vreemde bloeiende bomen, elke boom leek weer een andere soort te zijn. Het was doodstil op straat, alsof we in een slapend dorp terechtgekomen waren in plaats van in de grootste stad van noord Australie. (naar onze maatstaven is het ook een slapend dorp in plaats van een stad). Toen we voor ons gesloten hotel stonden wisten we niet wat we hoorden en zagen. Het schrille gefluit, geschreeuw en gekrijs van kleurrijke onbekende vogels. Het enige dat we herkenden waren wat knalgroene parkieten. Petra liep helemaal te kicken. Na een kwartiertje ging het hotel open en na wat verwarring over tijdzones en zomertijd (tijdens de vlucht was het wintertijd geworden in Europa, maar zomertijd in Australie… met uitzondering van de Northern Territory) kregen we een kamer. We zijn gelijk het warme en zoute zwembad ingedoken, heerlijk. Daarna zijn we een paar uur de stad ingegaan om te ontbijten en wat noodzakelijke dingen te kopen zoals hoeden en zonnebrandcreme. Het was nog steeds stil op straat en tegen de middag keerden we moe en oververhit terug naar het hotel. Dat was even genoeg acclimatisatie voor vandaag en we trekken ons nu even terug met een zak chips en de airco vol aan. We beginnen wel wat moe te worden nu. Onze eerste indruk is voor allebei hetzelfde. We vinden het nog even heel erg warm, te warm, maar wel heel mooi. Vooral de vogelgeluiden en het uitbundige groen, positief dus.

    Darwin, avond.

    Na een middag van spartelen in het warme water en lezen op ons terras zijn we in het Centennial Park de zonsondergang gaan bekijken. Het hotel staat aan de rand van Centennial Park, zo’n 300m van de kust. De zon zakte snel en het laatste licht scheen op een paar gigantische onweerbuien in de verte. Dit zijn de zogenaamde monsoon thunderstorms, buien die enorme afmetingen krijgen door het moessonklimaat, indrukwekkend om te zien. We hoorden af en toe een vervaarlijk gerommel. Het gerommel kwam deels van de onweersbuien en deel van m’n maag, dus we zijn bij de Lizard bar naast het hotel wat gaan eten. Het diner was verrassend lekker, gegrild zeevoedsel, kreeft, garnalen, inktvis, schelpdieren en een stukje barramundi. Heel vers allemaal en goed klaargemaakt, heerlijk. Het was er gezellig druk en we aten buiten onder de palmbomen. Volgens mij is dit het afscheid van de luxe tot we de andere kant van het continent bereiken. Natuulijk zullen we nog wel restaurantjes enzo tegenkomen ,maar niet meer zo uitbundig als in het tropische groene Darwin. De stranden zijn hier trouwens leeg, het is box jellyfish seizoen, de oceaan zit vol met dodelijke kwallen. Een aussie vertelde me gisteren dat hij zowiezo nooit in zee zou zwemmen. ‘too many bloody crocs mate’. We houden het dus maar even bij ons prive zwembad.

    Dag 4, maandag 30/10 (140km) – op weg met de camper

    Het acclimatiseren gaat goed. We sliepen tegen 21 uur en werden vanzelf op 7 uur wakker. Van jetlag heb ik nog eigenlijk helemaal geen last gehad en we zitten bijna als vanzelf in het goede ritme nu. Het eerste dat we deden was een plons in het zwembad terwijl een grote hagedis ons verbaasd zat aan te kijken en de papagaaien in de palmbomen schel zaten te kwetteren. Tjemig, dit is toch wel erg echt allemaal, net Burgers Bush maar dan groter, prachtig! En dit is nog maar gewoon het hotel in de stad. Het was om 7 uur al tegen de 30 graden, maar het voelt al minder eng dan gisteren.
    Om 10 uur stonden we zoals afgesproken bij Hertz om onze 4wd campervan op te halen. Alles ging volgens het boekje en een uur later reden we zwetend van de hitte en van angst door de straten van Darwin. De eerste minuten waren wel eng, links rijden heb ik wel vaker gedaan, maar nog nooit in een camper met het stuur en de versnellingspook aan de verkeerde kant. Wel een prachtig ding trouwens, een Toyota Landcruiser met ingebouwde camper. Vergeleken met onze Amerikaanse campertochten was het een piepklein autootje, maar vergeleken met onze Volkswagen Polo een joekel.
    We zijn eerst voorraden gaan halen voor ongeveer een week. Veel blikken en instant voedsel en een hele boel water, onder andere een 20 liter tank vol. Samen met de 40 litertank die in de camper zit en een stuk of zes flessen hebben we nu 70 liter.
    Met de airco op half verlieten we Darwin en na wat foute afslagen reden we eindelijk de Stuart Highway op. Het werd steeds rustiger op de weg en toen we de Arnhem Highway richting Kakadu insloegen, was bijna al het verkeer weg. Het landschap was vlak en groen. Palmbomen en termietenheuvels en af en toe een poel of een rivier. Bij waterpartijen zagen we veel grote vogels, reigers, eksterganzen en soorten die we helaas niet kennen. Wanneer we stopten voor foto’s, waren er twee dingen die gelijk opvielen, de drukkende hitte en de herrie van de vogels. Geluiden die je normaal alleen maar op tv hoort, fluiten, schreeuwen, krijsen, krassen, piepen en af en toe gromt er wat. Volgens de planning zouden we vandaag nog in de buurt van Darwin zijn, maar we zijn door gereden tot Mary River, een parkje niet ver van Kakadu. Wat een leuke plek! Toen we de toegangsweg naar een kleine camping opreden hipten er een paar kangaroes (wallibies) door de bosjes, Yeah! Onze eerste kangaroes! In een struik zat een grote witte kaketoe indruk te maken en overal om ons heen natuurlijk weer het geluid van vogels, prachtig.
    Het eerste blik bonen moet trouwens nog even wachten, vanavond eten we Barracuda steak, de lokale lekkernij. Ik heb vanmorgen nog geprobeerd om een andere lekkernij te krijgen, een croc-burger, maar die was helaas uitverkocht. Ergens halverwege de ‘Arnhemse weg’ vandaag ontmoetten we nog wel een of andere bushman die ons een andere lekkernij liet proeven, mieren! Ik heb mieren gegeten! Ze smaakten vreemd zurig, maar best lekker.
    De zon gaat bijna onder, maar het is nog steeds 32 graden, eerst maar even een duik in het zwembad! Het water is maar iets koeler dan de lucht, maar toch verkoelend.

    Dag 5, dinsdag 31/10 (167 km) – ‘Kakadu National Park en een ventilator’

    SMS bericht: Jabiru, 12 39'45.4"S 132 50'09"W

    We hebben een fan gekocht, aaaah. Prachtig hier, palmen en honderden vogels, kangaroes en vliegen. Wat een land! Petra kickt nog harder dan ik. De hele avond onder de sterren en de palmen in een whirlpool gelegen. het onweert in de verte en het is nog 29 graden. Te warm. Hopelijk werkt de fan. Weltrusten.

    Verschrikkelijk! Wat heb ik slecht geslapen, geen oog dichtgedaan van de hitte. Terwijl Petra lag te snurken ben ik nog even het zwembad ingedoken, maar dat hielp ook maar een paar minuten. Ik keek nog even naar de heldere sterrenhemel waar ik alleen de stier in het noorden herkende en daarna ging de marteling verder. Tot ver in de nacht bleef het boven de 30 graden en zonder briesje leek het op de bodem van ons campertje nog een stuk heter, ik voel me nu dan ook gebroken.
    Om 6.00 waren we eruit en lagen we in het zwembad, waar ik eerst nog even een grote spartelende schorpioen uit moest halen. Grote witte kaketoes vloegen krijsend rond toen de eerste zonnenstralen de bananenbomen en palmen om ons heen verlichtten. Ondanks dat ik zo ongeveer dubbel zag viel het me toch op hoe mooi het hier is. Na onze duik zijn we eerst gaan ontbijten in de diningroom. Ons eigen ontbijt, maar binnen zijn er minder vliegen dan buiten.

    We zijn voorlopig even tot de conclusie gekomen dat we misschien hier in de tropen beter een auto en motels hadden kunnen nemen, maar misschien dat we nog aan de hitte wennen ’s nachts. Ach, als je maar moe genoeg bent slaap je vast wel, zucht. Aan de andere kant heb ik natuurlijk vooraf wel heel hard zitten blaten over hoe dit soort ongemakken het avontuur intenser maken, dus ik moet ook niet zeiken nou, het is gewoon lekker intens nu, zucht. Toch is het hier mooier en bijzonderder dan we dachten. Het is weliswaar zo plat als een pannekoek, maar het is ongelofelijk wat er allemaal groeit en vliegt, schitterend. Het mooist vinden we nog steeds al die vogelgeluiden om ons heen.

    Mamukala Billabong, 13:00

    Twee uur geleden reden we Kakadu National Park binnen. Best lekker om weer te rijden, omdat dan de airco weer aan kan. Onze Zwitserse buren op de camping hadden vannacht net zo geleden als wij en volgens de campingmevrouw wen je niet aan die hitte in een maand.

    Aan het begin van de Jim Jim Road heb ik even een waypoint gemaakt voor mijn GPS, zodat ik vanaf de andere kant een coordinaat heb waar ik naartoe kan rijden. Maar toen we het park binnenreden werd ons verteld dat de Jim Jim Road helaas ontoegankelijk is omdat de rivier te diep is, er staat bijna twee meter water. Het plan om over 3 dagen weer in Mary River Park te kamperen komt daarmee ook te vervallen, jammer.

    We hebben een leuke wandeling naar Mamukala Billabong gemaakt. Vanuit een schuilhutje zagen we honderden eksterganzen en zilverreigers, heel mooi. De bush bestaat hier vooral uit een soort palmbomen of yuccabomen. Af en toe zie je enorme hagedissen op twee achterpoten voorbij rennen en Petra meende zelfs even een kleine krokodil te zien die de weg overrende. Zou kunnen, er staan wel overal waarschuwingsborden met ‘don’t swim, don’t risk your life’ met een happende krokodil erbij.

    Als de zon even verdwijnt en er steekt een briesje op dan is het best wel even uit te houden, maar anders is het onaangenaam warm, of had ik dat al gezegd?

    Jabiru, 17:00

    De omstandigheden zijn verbeterd, in ieder geval psychisch. We hebben een grote ventilator gekocht en op een camping hebben we een stroomaansluiting genomen. Hopelijk kunnen we nu wel slapen vannacht. Het kostte wel AU$ 45 en AU$ 5 extra voor de stroom, maar dat is het wel waard.

    Jabiru is een Aboriginal dorp en het enige dorp in Kakadu. Het heeft alles, zelfs GSM dekking en zoute drop. Ik maak dus maar even van de gelegenheid gebruik om een berichtje naar huis te sturen.

    De volgende actie was het zwembad en het bubbelbad, oooh, wat was dat lekker. Even overwogen we zelfs om de lange omweg via Tanami maar niet te doen en gewoon een week hier te blijven en via de Stuart Highway naar Alice Springs te rijden, maar nee, daar zou ik toch spijt van krijgen denk ik. Maar misschien krijg ik nog wel spijt dat we dat niet doen.

    Het plan voor morgen is om naar Ubirr te rijden, 40 km naar het noorden. Daar zijn wat rotspartijen met Aboriginal kunst en wat regenwoud. ’s Middags willen we dan de 4wd track naar de Jim Jim falls doen, dat wordt dan de eerste echt 4wd rit.

    Dag 6, woensdag 1/11 (151 km) – Kakadu National Park: Ubirr

    Jabiru, 6:45 uur.

    Yes!, de ventilator werkte perfect, goed geslapen vannacht. Even leek het nog mis te gaan omdat gisteravond opeens de stroom uitviel, het was opeens stikdonker. De hemel lichtte af en toe op door een zware onweersbui in de verte, maar hier was het helder. De kleine maansikkel gaf niet voldoende licht, dus al snel bewogen er overal zaklampen als grote vuurvliegen. Het leek me wel kicken om in het stikdonker onder te sterren te zwemmen en omdat de fan nu weer was uitgevallen was het weer behoorlijk heet geworden. De rest van de avond heb ik dan ook afwisselend in het zwembad en in de whirlpool doorgebracht. Na een half uur ging het licht weer aan.

    Vanaf Mary River Park komen we steeds hetzelfde Zwitserse stel tegen, Lupo en Pascale, ook gisteravond in de pool weer. Lupo is ook software engineer en we kwamen tot de conclusie dat we het helemaal niet zo gek voor elkaar hadden zo in een bubbelbad onder de tropische sterrenhemel. Vreemd, overal waar je komt zie je Nederlanders, Duitsers en Zwitsers. ‘Das stimt’ mompelde de derde persoon in het bad, een Duitser hahaha.

    We lagen gisteravond om 22 uur lagen we op bed en om 6 uur waren we weer op. Het is dan net licht omdat de zon om 6.15 opkomt, tegelijk met de vliegen. Het is nu 6.45 en nog heerlijk buiten, 26 graden, koeler wordt het ’s nachts ook niet.

    Ubirr, 12:30 uur

    Wow, wat een prachtige ochtend. We reden tegen acht uur weg naar Ubirr, 35 km verder naar het noorden. Ubirr ligt aan de rand van de Enscarpment, een hoge richel van rood zandsteen die heel Kakadu doorsnijdt. De rotsen werden door Aboriginees gebruikt als leefruimte en de hoofdattractie nu zijn de rotsschilderingen. Die lui schilderden alle nieuwe dingen die ze tegenkwamen. De oudste schilderingen zijn tienduizenden jaren oud en de nieuwsten zo’n 100 jaar en laten pijprokende blanken zien met hun handen in hun zakken. En af en toe zie je grote zeilschepen, grappig. Wat we eigenlijk nog leuker vonden waren de rondhippend walibies, een soort kleine rotskangaroes. Een ander hoogtepunt was het schitterende uitzicht vanaf de rotsen. Je kijkt dan over de floodplains, grote vlakten met billabongs (poelen) vol vogels en overal termietenheuvels. Het land is er zo plat als een pannenkoek tot aan de horizon.

    Het is vandaag weer bloedheet, maar het lijkt minder vochtig. Je zweet je dan te pletter, maar het is nu veel beter uit te houden zolang je maar veel drinkt.

    Onze tweede expeditie vandaag was de Manngarie walk, een wandeling door een Monsoon regenwoud. Schitterend was het daar, echt zoals je je een jungle voorstelt. Overal palmen, lianen en luchtwortels. Er hing een zware weeïge lucht en je hoorde over het geluid van vogels en insekten. De krekels waren oorverdovend, alleen overstemd door bomen vol gigantische krijsende vleermuizen, flying foxes. De krekels tjirpen in vlagen. Even is het stil en dan hoor je het geluid in de verte aankomen, alsof ze een wave in een voetbalstadion doen. De vleermuizen hangen krijsend met hun vleugels te klapperen, tegen de hitte denk ik.

    Jabiru, 18:30 uur.

    Another day in paradise. We hebben gisteren al besloten om een dag langer in Kakadu te blijven. We hebben de Jim Jim falls een dag opgeschoven omdat we daar toch wel veel tijd voor nodig hebben. In plaats daarvan zijn we op het heetst van de dag even in het wate rop de camping gegaan en om 15 uur zijn we onze 3e excursie gaan doen. Een 30 km ten zuiden van Jabiru ligt de Anbangbang billabong waar een wandelpad omheen loopt. We waren er helemaal alleen en de poel zat vol met vogels. Eindelijk zagen we ook de Jabiru, de grote zwarte ooievaar, en lepelaars. Verder weer de eksterganzen, zilverrijgers en rode lelielopers. Er hipte zelfs een kangaroe voor ons langs, wat een leuke plek. We sloten de excursie af met een klimmetje naar een uitzichtpunt, waar we over de bush uitkeken naar de Arnhem Enscarpment. Terug op de camping natuurlijk weer even een duik om af te koelen en nu maken we ons op voor een maaltje kangaroebiefstuk in de bistro, wat een lekkere volle dag. Ook het eten was erg lekker, kangaroe smaakt naar rundvlees. Na het eten doeken we nog even in de pool, maar al snel begonnen onze ogen dicht te vallen.

    Dag 7, donderdag 2/11 (188 km) – 4WD naar Jim Jim en Twin Falls

    We waren weer om 6.00 op, tegelijk met de zon. Ik was erg duf en begon de dag met een duik in de pool. De temperatuur was maar gezakt tot 29 graden, maar ’s morgens vroeg voelt dat toch lekker aan, tot een uur of 7. Voor 8 uur waren we op weg naar de Jim Jim Falls road. Een 60km lange onverharde weg leidt naar de watervallen en plunge pool diep in het achterland van het park. Voor mij was de hoofdattractie de 4WD track er naartoe. Het was stil op de weg, zoals altijd eigenlijk. Je komt misschien eens per half uur een tegenligger tegen op de hoofdwegen en op de onverharde wegen nog minder. Toen we de Jim Jim Falls road bereikten stopte ik om de wielen op ‘lock’ te zetten. Daarvoor moet je uitstappen en een knop omzetten op de wielen en daarna zet je de auto met een pook in 4WD. Ik wist eigenlijk niet precies wanneer ik van 2WD naar 4WD moest schakelen, maar bij Hertz hadden ze gezegd ‘when you drive on dirt roads’. Ik wist niet zeker of een gravel weg wel een dirtroad is, maarja, ik nam het zeker maar voor het onzekere. (achteraf bleek dat ik hier nog in 2WD had moeten rijden).

    Op de kaart stond dat de 60 kilometer 2 uur zou kosten, gemiddeld 30 km/uur dus. Maar ik reed 70 en eigenlijk viel de ruigte me wat tegen. Ik had wel een mooie rode stofwolk achter me aan, maar de 4WD verplichting die op de kaart stond leek me wat overdreven. Na 3 kwartier hadden we al 50 km gehad en de enscarpment, de rotswand, doemde al op. Opeens hield de weg op en stonden er allerlei waarschuwingen over ‘lock your wheels’ enzo. Voor ons zagen we en piepklein paadje dat tussen de bomen weg kronkelde, een enkel spoor. Zenuwachtig reed ik het spoor in en al gauw wenste ik dat ik toch die terreinwagen cursus bij de ANWB had gedaan. Schuivend en slippend reden we door mul zand en af en toe schuurde er takken langs de auto of hobbelde we over grote stenen, waardoor er weer een stuk vuile vaat werd gelanceerd vanuit de afwasbak achter in de auto. We schoven vlak langs grote bomen en elke keer als ik een kuil verkeerd raakte hoorde je alles kraken en piepen. Petra keek me af en toe verwijtend aan en zei dat ze blij was dat ze een sport-bh had aangedaan. Het engst waren de kreekjes, waar soms zoveel water in stond dat je de stenen niet kon zien liggen. Splash! Beng! Rinkel! Shit!. Na bijna een uur zwoegen tussen de termietenheuvels door kwamen we eindelijk bij een bordje ‘Jim Jim Falls’ en ‘Danger! Crocodiles’, zwemmen op eigen risico stond er. We liepen de lange hete kilometer naar de waterval en zagen dat we niet de enige waren. Wel bijna de enige, maar de kans om als krokodillenvoer te eindigen leek toch wat kleiner. De hitte won het van de angst en we plonsten in het water, heeeerlijk koel. We hebben uren gezwommen en zitten genieten, constant rondkijkend of we geen paar groene ogen boven de waterlijn zagen. De Jim Jim en Twin falls zijn een populaire plek voor begeleide tours en de enige andere mensen waren deze groepjes en hun gidsen. Ik heb met wat van die gidsen gebabbeld en ze vertelden me wat over 4WD rijden, met name over het mulle zand en de rivier oversteek die ik later wil maken. Het mulle zand deed ik toch goed volgens de gids, in de 2e versnelling en een beetje vaart houden. Ik vertelde dat ik naar de Twin Falls wilde en ik vroeg of dat makkelijk te bereiken was. Volgens de gids moesten we door een rivier van ongeveer een meter diep, maar dat moest voor ons voertuig geen probleem zijn, zelfs niet met een bange onervaren Nederlander achter het stuur. In het Park Visitor Center hadden ze het ons vanmorgen sterk afgeraden, te diep en te gevaarlijk vanwege de krokodillen. Een moeilijke keuze, maar toch snel gemaakt, let’s go for it!
    Twin Falls ligt 12 km verder en de eerste paar km was zwoegen door hetzelfde terrein als naar Jim Jim, maar nu voelde ik me een stuk minder onzeker. Ik had trouwens wel wat anders om me zorgen over te maken, de rivier. Na een kwartier stonden we plotseling voor de Alligator River. Shiiit, een stuk breder dan ik dacht, zo’n 40 meter breed. Er stonden palen waar je tussen moet blijven en de ondergrond was een beetje egaal gemaakt, een beetje. M’n hart klopte in m’n keel en m’n handpalmen waren klam toen ik langzaam het water in reed. Als het mis zou gaan was er helemaal niemand in de buurt, we waren hier helemaal alleen. Ik voelde de weerstand en we kwamen in een soort peristaltische beweging terecht. Door de weerstand remde de auto en trapte m’n voet vanzelf het gaspedaal verder in, waardoor we naar voren schoten, weer remde, etc. Het resultaat was dat we nogal door elkaar geslingerd werden. Het deed me denken aan die keer dat ik een wildslingerend zweefvliegtuig onder controle probeerde te krijgen waarbij ik tegen de instructeur zei ‘wat een storm he?’. De instructeur keek me toen minzaam aan (denk ik, ik kon hem niet zien omdat ik voor hem zat, maar dat terzijde) en zei dat ik de stick maar eens los moest laten. Ik gehoorzaamde en prompt hield het vliegtuig op met slingeren. Ik ontspande dus m’n voet en we reden nu wat gelijkmatiger door het water. Aan de overkant een poep gas om de kant op te komen en we waren er doorheen! Yeeeehaaa!! Kicken!

    De rest naar Twin Falls leek een fluitje van een cent en ook daar vonden we een prachtige rode canyon en heerlijk koel zwemwater met palmbomen. Iemand zei dat ze net een zoetwaterkrokodil voorbij hadden zien komen, maar die zijn ongevaarlijk. We plonsten dus weer het koele water in tussen grote vissen en watervogels, lekker. Iets minder lekker waren de gemeen bijtende vliegen, maar daar had je in het water geen last van.
    Halverwege de middag begonnen we de terugtocht terwijl grote donkere wolken zich samenpakten. Brrr, ik moest er niet aan denken wat er met het mulle zand zou gebeuren als er een stortbui zou lostbarsten. Weer bij de Alligator River voerden we een stoutmoedig plan uit. We plonsten weer met de auto door de rivier en Petra stapte uit. Ik plonste weer terug terwijl boeken en atlassen me om de oren vlogen. Daarna ging ik er voor de 4e keer doorheen terwijl Petra foto’s maakte van een stoere Landcruiser die een gevaarlijke rivier doorsteekt, wow. Even ging het bijna mis toen ik een groot gat op de bodem maakte en volgens Petra werd ik zo ongeveer gelanceerd. Ik was opgelucht toen ik weer op het droge was. De terugweg leek toch een stuk minder eng, voor een deel omdat we nu wisten wat er kwam en omdat het nu niet meer zo heel nieuw was, al zal ik me nog geen ervaren terreinrijder durven noemen. We bereikten de gravel road weer zonder regen en na nog een uur over deze rode weg door de bush bereikten we Cooinda Lodge. We hadden de camper nog maar net geparkeerd of er barstte een tropische onweersbui los, pjew. Het koelde lekker af naar 24 graden en met de ventilator werd het zelfs aangenaam koel binnen.

    Dag 8, vrijdag 3/11 (179 km) – Yellow water, vogels en krokodillen

    Cooinda Lodge, 9:00

    Extra vroeg opgestaan om de 6.45 cruise over de Yellow Waters te maken. We voeren twee uur lang door een drassig en moerassig landschap, afgewisseld met paperbark bos dat onder water stond. We zagen alle vogels die we in de boekjes hebben staan, behalve de pelikanen. En we zagen nu dat er toch echt wel aardig wat krokodillen rondzwemmen. We zagen er een stuk of tien, allemaal zout water krokodillen, waarvan sommige met gekleurde merkjes om aan te geven dat ze wat op hun kerfstok hadden, zoals het aanvallen van vissersbootjes.

    We zaten in een soort open rondvaartboot en een vrolijk blondje met een paardenstaart zat aan het roer. De tourist guides zijn trouwens allemaal vrolijke blondjes met paardenstaarten of gebruinde crocodile dundees met zonnebril, hoed en een plat Australisch accent. Vandaag waren het alleen de blonde paardenstaartjes.

    Om 9 uur waren we terug op de camping, waar we in de schaduw met de ventilator aan even koffie zijn gaan maken. Oh, wat is die ventilator toch een goede aanschaf geweest.

    Gisteren heb ik weer even wat dollars in een internet automaat gegooid om wat nieuws te posten op het forum. Het forum werkt goed, Erik en pa posten onze SMS berichten. Gisteren heb ik weer even zelf een verhaaltje getypt en gelijk gekeken wat voor weer het wordt. Het kwik klimt de komende datan naar 38 graden, shiiiit. Het is ook veel vochtiger dan gisteren. Het beste kan je echt vroeg opstaan en de eerste paar uur van de dag wat actie ondernemen en daarna rustig aan doen of rijden met de airco aan.

    Mary River Roadhouse, 17:00

    Het volgende doel was de plunge pool bij de waterval van Gunlom. Na 100 km over de Kakdu Highway naar het zuidwesten sloegen we de onverharde weg naar Gunlom in, 40 km lang rood en stoffig. Het reed redelijk door, behalve wanneer we door droge rivierbeddingen moesten. De plunge pool was fantastisch, een heerlijk natuurlijk zwembad onder een klein watervalletje. We hebben uren rondgeplonst, veilig voor de hitte en de vliegen, maar niet voor de kleine gestreepte klote visjes die hard in je tenen bijten als je te lang stil blijft zitten. Toen het wat koeler werd zijn we weer naar de highway gereden en hebben we aan de rand van het park een kampeerplekje gezocht bij Mary River Roadhouse. Het lijkt hier totaal niet op Mary River Park, waar we de eerste nacht kampeerden. Mary River Roadhouse is een vervallen aandoende, tja, roadhouse. Bar, winkel, motel en wat kale verdroogde plekken voor campers. De bebaarde eigenaar bracht ons met bloeddoorlopen ogen en een gewichtige air naar een kale plek, alsof het ook maar iets uitmaakte waar we op het verlaten terrein zouden gaan staan. Petra kijkt niet zo blij, maar ik vind het wel een beetje grappig. Eigenlijk verwacht ik wel meer van dit soort plekken.

    De enorme moesson cumuluswolken komen weer aandrijven en in de verte klinkt alweer gerommel. M’n thermometer geeft 36 graden in de schaduw aan, dus van mij mag er wel een verfrissende regenbui losbarsten.

    Geplaagd door vliegen hebben we een uurtje naast de camper zitten lezen en het kale landschap bleek toch meer leven te bevatten dan alleen vliegen. Er vlogen regelmatig felgekleurde papagaaien over en af en toe hipte er een kangeroe langs. Toen tegen 19:00 de zon onder ging was de lucht opeens gevuld met ontelbare enorme zwarte vleermuizen. Minuten lang vlogen ze in een grote wolk over, allemaal richting de zon, wat een vreemd land.

    Dag 9, zaterdag 4/11 (343 km) – "Litchfield National Park’’

    De wekker ging om 6 uur, vlak voor zonsopgang, maar ik was al wat eerder wakker zodat ik de sterren nog kon zien. Orion stond hoog en ondersteboven aan de hemel. Vlak voor zonsopgang kwamen de vleermuizen weer terug en begonnen de krekels weer herrie te schoppen. Het was warm vanncht, zelfs met de ventilator aan. De minimumtemperatuur buiten was 26 graden.

    Ons ‘idyllische’ kampeerplekje wordt overspoelt met vliegen. Gelukkig niet de bijtende sandflies, maar gewone zwarte huis-tuin-en-keuken vliegen. Ik zit met een muskietennetje op te schrijven en Petra heeft zelfs warme kleren aangetrokken. Ik heb me lopen afvragen wat voor rol die ongemakken nou spelen. De vliegen zijn niet zo erg, die kan je negeren of je kan je bedekken. Maar die tropische vochtige hitte is wel erg dominant. Het eerste uur van de dag is het lekker buiten, maar daarna worden activiteiten onaangenaam en na 12 uur is het gewoon onmogelijk. Ik vraag me af of je er nou aan went of dat je er steeds meer last van krijgt. Tijdens het rijden heb je er dus geen last van en tijdens het slapen met de ventilator aan ook niet echt. Maar als je overdag stopt kan je maar beter zorgen dat je bij zwemwater in de buurt bent. Op zich wel lekker om een paar uur rond te spartelen, maar we zullen niet elke middag toevallig een poel tegenkomen. En als we zoals nu van poel tot poel rijden dan halen we Adelaide nooit. De constante hitte gaat een beetje op m’n zenuwen werken af en toe, het is zo verlammend en zo aanwezig, maar misschien went het nog. Deze plek, de roadhouse, vinden we toch best leuk. Er is niemand en niets, alleen bomen, zand, termietenheuvels en de vogels. Het is dus net als het landschap waar we de grootste deel van de tijd doorheen rijden. Vandaag rijden we naar Litchfield National Park en zullen we voor het eerst moeten tanken. De twee 90 liter dieseltanks, waarwe 1200 km op zouden moeten kunnen rijden, zijn half leeg.

    Een klein uur na vertrek bereikten we de Stuart Highway, de hoofdweg van Darwin naar Adelaide. Tot m’n verbazing was deze weg ook zo goed als verlaten. We sloegen af naar het noorden, weer richting Darwin. Na zo’n honderd km kwamen we in Adelaide River. Volgens de kaart een van de grotere stippen, maar in werkelijkheid niets meer dan 2 benzinestations, wat huizen en een postkantoor. Het postkantoor was ook gelijk de supermarkt en het busstation voor de Greyhound bus. Gelijk met ons kwam er ook zo’n greyhound aan en de passagiers, voornamelijk verveeld uitziende hippies, stapten uit om even snel wat lekkers te kopen en de benen te strekken. Na een paar minuten kwam de chauffeur binnen om iedereen weer te verzamelen met een kreet ‘anyone for the coach here?’. Buiten denderde een road train voorbij en er stopte een paar oude Toyota’s en Holdens met mensen die hun post kwamen halen. Wat een mooi stoffig tafereeltje allemaal.

    Een half uur later reden we de Litchfield Park Road op, de doorgaande weg naar en door het park. Het enige dorp op de weg naar Litchfield is Bachelor. In Bachelor stonden overal trotse borden met ‘tidiest town of the territory’, het dorp had blijkbaar de prijs geworden voor het netste dorp uit de staat. Tja, het zag er allemaal wel netjes uit ja, maar veel kan je toch niet maken van die kleine bijna raamloze huizen met gas- en watertanks op het erf. Maar toch probeerden ze de rode harde grond om te toveren in mooie groene gazonnetjes met wat palmbomen eromheen, een meestal lukte dat nog aardig goed ook. In Litchfield reden we eerst langs de ‘Magnetic Termite Mounds’, grote grijze platte termietenheuvels. Eigenlijk zien ze eruit als grote grafstenen en het termietenveld leek wel wat op een enorm kerkhof voor reuzen, brrr. Heel anders dan de enorme rode termietenheuvels die we verder overal zien. Het was ondertussen alweer na de middag en we reden snel door naar Florence Falls, waar we een lekkere lange koele duik in de plunge pool hebben genomen. Uren later was hetnog steeds bloedheet en we hebben hetzelfde scenario nog maar eens herhaald bij Wangi Falls. Bij Wangi Falls vonden we nog een heel leuk stukje moesson regenwoud, waar ook weer van die grote zwarte vleermuizen hingen. Er was ook een bushcamping, maar ik wilde de hitte niet trotseren zonder m’n ventilator. We zijn dus weer tot buiten de grenzen van het park gereden voor een camping met stroom en een zwembad. Het is zo heet dat de australiers er zelf over klagen. De krantekoppen hebben het over "build-up at its worst". De build-up is de periode waarin de hitte en vochtigheid alsmaar toenemen tot het regenseizoen aanbreekt. Op de radio gaat het over de ergste droogte sinds tijden en mensen die we spreken zeggen dat het veel heter en vochtiger is dan anders, shit, dat heb ik weer. Okay, ik wilde het ervaren… nou, ik heb het ervaren, mag het nou weer uit?? Ik verlang eigenlijk al naar de woestijn, waar het ’s nachts tenminste lekker koel is. Maar de flora en fauna is wel erg leuk hier. Nu staan we weer onder een mangoboom waar grote rijpe mango’s aanhangen en felgekleurde papagaaien zitten elkaar krijsend achterna tussen de takken.

    We hebben barramundi en chips gegeten op het terras. Op het terrein hebben we een poosje zitten praten met een man die cattle stations heeft bevoorraad. Hij heeft de Tanami Road en Ootnadatta Track gereden. Tanami schijnt nogal ruig te zijn. Rabbit Flat schijnt gebouwd te zijn als een fort met stalen afsluitbare hekken en tralies, omdat de aboriginals nog wel eens problemen veroorzaken als ze dronken worden. De eigenaar schijnt met twee revolvers op de heup rond te lopen. Ik vroeg naief of dat zomaar mocht. Rick lachte en zei "there is no law there mate, it’s really a remote place". Het eerste deel van de weg is redelijk tot aan Rabbit Flat en daarna wordt het moeilijk door spoorvorming. Ik vroeg hoe ik het beste over die ribbelige wegen kan rijden en Rick zei "just go as fast as you can". Waarschijnlijk keek ik een beetje bedenkelijk, want Rick lachte even en zei: "no worries, just don’t stop for broken down aboriginal cars and you’ll be fine." Hij voegde eraan toe dat het wel de heetste plaats was die we tegen zouden komen en dat we waarschijnlijk niet meer dan zes tegenliggers zouden tegen komen in twee dagen tijd, slik.

    Dag 10, Zondag 5 november (428 km)

    Toen ik om vijf uur opstond om te plassen zag ik eindelijk mijn astronomische doelen. Hoog boven me stond Orion en in het noorden de stier. Ik kon de melkweg naar de zuidelijke horizon volgen en in het zuidoosten zag ik het zuiderkruis, links van de melkweg. Iets hoger en rechts van de melkweg zag ik de grote Magelhaanse wolk. Het was niet superhelder, een beetje waterig, maar ik weet nu in ieder geval waar en wanneer ik moet kijken als het een keer echt helder is.

    Adelaide River, 12:30 (13 14 17.2 S, 131 06 12.8 E)

    We zijn even gestopt om te rusten en wat te eten, weer precies op de plek die ik eerder beschreven heb bij de greyhound busstop. Er staat een hete wind, 35 graden in de schaduw en de wind is niet verkoelend, in tegendeel. Volgens mij voor het eerst dat we om deze tijd niet in een of andere plunge pool liggen.

    We waren vanmorgen zo ongeveer alleen in het park en we zijn naar de Lost City gereden. De weg erheen is een 10 km lange dirt track, een enkele baan door de bush. De track was goed te rijden, minder moeilijk dan de track naar Jim Jim Falls en Twin Falls. Alleen de laatste kilometer naar de Lost City was van heel andere orde. Scherpe rotsblokken en stenen waardoor de auto soms wel 30 graden overhelde. Deze laatste kilometer werd in de boeken en door een parkranger gisteren bij Wangi Falls dan ook afgeraden. Maar Rick zei gisteren "no worries". Mmm, ik durfde het toch net niet, al had het achteraf wel gekund volgens mij. De meeste mensen lopen de laatste 2 a 3 kilometer. We hebben het toch nog tot de laatste kilometer gehaald en hebben de rest gelopen. Het was niet zozeer moeilijk of eng, maar mijn grootste angst was dat ik een band lek zou rijden en in de hitte de band zou moeten gaan verwisselen, iets dat ik trouwens in heel mijn leven nog nooit gedaan heb. We liepen dus verder naar de Lost City, of misschien was het meer zwemmen in ons eigen zweet dan lopen…

    De Lost City is eigenlijk niets meer dan een paar hopen stenen, maar met een beetje fantasie leek het op een grote vergane stad van een oude beschaving. Gelukkig heb ik veel fantasie en ik heb Petra een complete rondleiding gegeven en precies uitgelegd wat voor gebouwen er stonden, hoe de mensen leefden en overal kon ik aanwijzingen geven in de vorm van schuurplekken, vreemd gestapelde stenen, weggesleten paden en vormen en vergane "standbeelden" die het bewijs leverden… Hoe langer je rondliep, des te meer je zag. Echt een plek die de fantasie aanspoort.

    We waren ook compleet het spoor bijster na het dwalen tussen de stenen, maar gelukkig kon ik ons spoor precies terugvinden op mijn GPS. Totdat de batterij er natuurlijk net mee ophield! Ha! Ik gaf Murphy een draai om zijn oren en haalde gewoon de reserve batterijen uit mijn fototas. Ik stuurde de auto voorzichtig wat droge watervallen op en daarna over de scherpe stenen weer naar het zandpad. De onzekerheid bij dit terreinrijden is grotendeels verdwenen, maar toch waren we een beetje opgelucht (Petra wel meer dan een beetje) toen we de verharde weg weer bereikten. Nog even een kort uitstapje naar Tolmer Falls en daarna gingen we richting Katherine en daar zijn we nu dus nog steeds op weg naar toe, via de Stuart Highway.

    Ik kwam even in een kleine dip, de oorzaak is weer de warmte. Ergens zou ik het liefst zo snel mogelijk via de Stuart Highway naar het zuiden scheuren en daar de rest van de tijd doorbrengen. Ik huiver bij het idee om nog een week in de tropen door te moeten brengen, vooral omdat we straks ook geen stroom voor de ventilator kunnen vinden. Mijn fantasie van bush campings en kampvuurtjes wordt gesmoord door deze vochtige hete verlammende deken. Petra denkt dat ik spijt krijg als ik de Tanami niet doorzet en misschien heeft ze gelijk. Het plan is nu om wel de Tanami te doen, maar op het deel tussen Katherine en Halls Creek de rustdagen over te slaan. De enige koele plek is namelijk de auto wanneer die rijdt. Hoogstwaarschijnlijk komt Bungle Bungles te vervallen, omdat daar zelfs de gidsen van de commerciële tours moeite hadden om die 50 km track te rijden, daar waag ik me dus ook maar niet aan. Het probleem is nu dat we onze aankomst in Rabbit Flat, in het midden van de Tanami Road, moeten plannen, omdat dat Roadhouse maar drie dagen per week open is. En we moeten daar tanken. We rijden nu dus naar Katherine, daar wachten we dan een gunstig moment af om te vertrekken richting Tanami Road. Tenzij ik het alsnog op mijn heupen krijg en via de Stuart Highway naar Alice Springs scheur. Mijn koningrijk voor een tropische regenbui!

    Katherine, 18:00 uur.

    Pjew, lange dag vandaag, 428 km gereden. Gelijk na de pauze zijn we de Stuart Highway afgegaan en hebben een scenic drive gevolgd, de oude Stuart Highway. Eigenlijk niets anders dan een slingerende asfaltweg door meer van hetzelfde: kleine boompjes en termietenheuvels. Volgens Petra zijn de boompjes paperbark, eucalyptus, bamboe en palmen. Voor mij zijn het tijdens het rijden gewoon kleine boompjes.

    We wilden langs Douglas Hot Springs, maar dat park was gesloten wegens een of ander micro-organisme, veteranenziekte misschien. Gelukkig zag Petra de waarschuwing 33 kilometer van tevoren, want ik had hem gemist. We gingen dus maar weer de Stuart Highway op en namen nog een 40 kilometer omweg naar Edith Falls in Nitmiluk National Park (Katherine gorges). Een leuke zwemplek, maar het was al laat en we wilden Katherine halen. Toen we terugreden naar de Stuart Highway voor het laatste stuk naar Katherine kwamen we in een tropische onweersbui terecht. Felle bliksemflitsen en windstoten, maar de bui is zeer welkom. Zelfs Petra kijkt hoopvol naar donkere wolken en zegt "ik hoop dat het gaat regenen" Ik zei "Wat zeg je ??", want normaal als ik zo’n opmerking maak krijg ik een dodelijke blik toegeworpen, maar ze wilde de opmerking niet herhalen. De bui ging helaas net langs Katherine, maar toch is het ook hier iets koeler geworden, 28 graden en een briesje, heerlijk. Ik ben behoorlijk moe, we blijven hier een paar dagen om op adem te komen.

    Dag 11, maandag 6 november. Rustdag in Katherine (21 km)

    Katherine, 8:00 uur

    Aahh, m’n gebeden zijn verhoord en mijn regendans heeft gewerkt. Toen we om zes uur wakker werden begon het te onweren en even later te regenen en het regent nog steeds zachtjes. Het is afgekoeld tot 24 graden, heerlijk. Een paar uur koelte, yes!

    Er is iets mis met onze watertank geloof ik. Ik heb gisteren al het water ververst, maar Petra zei dat het bruin was gisteren. Toen ik net probeerde het water weg te laten lopen kwam er niets uit, vreemd. Misschien ergens een lek. Goed dat we dat ontdekken voor de Tanami woestijn.

    10:00 uur

    Een ander probleem kwam tevoorschijn. Een van de achterbanden lijkt lek te zijn, de band was half leeg. Een bijna onverstaanbare gevaarlijk uitziende buurman kwam met een elektrisch luchtbedpompje en het lukte de band wat harder te krijgen, voordat zijn pompje het rokend opgaf, shit. We rijden zo naar Katherine om de spanning te meten, als de spanning morgen minder is, dan moeten we de band toch laten repareren of vervangen. Voor de zekerheid heb ik maar vast de krik en het gereedschap gelokaliseerd en de manual gelezen. Met computers en software en elektrische apparaten lees ik nooit de manual, maar die kan je niet op de kop krijgen als je het fout doet, een Toyota Landcruiser wel. Naja, het allergrootste probleem, de hitte, is even tijdelijk opgelost, het is nog steeds bewolkt en redelijk koel, 25 graden.

    16:00 uur

    Lekker zo’n langzaam dagje. De spanning op beide achterbanden is nu 50 psi, hopelijk morgenochtend ook nog. We hebben nog wat voorraden ingeslagen in Katherine en in een internet cafe even contact met thuis gezocht via ons forum. Op mijn homepage post ik regelmatig berichten zodat de mensen thuis ons een beetje kunnen volgen. Meestal via SMS met pa en Erik en soms post ik er zelf als ik toegang heb. Ik heb ook de "astronomy" gekocht, omdat er een sterrenkaart van het zuidelijk halfrond inzat. Astronomie, internet, mijn science fiction boek en zelfs dit reisverslag zijn even een kleine ontsnapping uit deze gekke rode leegte. De duik in de gekke rode leegte is na zo’n rustdag dan ook weer een stuk intenser, wat dan wel weer kicken is. Een beetje heimwee naar de herfst en het koude natte landje aan de andere kant van de wereld is best lekker vind ik. Je zou trouwens denken dat daar niet veel Nederlanders meer zijn, want we komen hier bijna nog meer Nederlanders tegen dan Aussies, allemaal op apegapen bij een pool.

    21:30 uur

    We hebben de hele avond "socializing" doorgebracht. Australiers zijn praatgraag net als de Amerikanen en er hangt een leuke sfeer hier op deze camping, iedereen zoekt elkaar op. We hebben onder andere verschillende mensen naar de Tanami Road gevraagd en eigenlijk zeggen ze allemaal hetzelfde: normaal gesproken is het te doen, mits goed voorbereid. Veel water, goede reserve onderdelen en altijd iemand laten weten wanneer je ergens aan zult komen en bellen dat je aangekomen bent. Ik vertelde het verhaal van Rick over het ijzeren fort en de waard met de revolvers en er werd bevestigend geknikt, "that’s about bloody right mate". Maar verschillende mensen vertellen ons dat het te riskant is nu in deze tijd van het jaar, met deze buien. Een zo’n bui in de Tanami en we zouden dagen vast zitten in temperaturen van 45 graden. Ze raden het allemaal af. Eigenlijk wil ik niet zo gauw negatief advies van iemand aannemen, maar dit is geen kattenpis en de argumenten waren erg overtuigend. Dit waren ook geen bange buitenlandse toeristen zoals op Gomera, maar rondtrekkende Australiers, die zelf 4WD rijden.

    De beslissing is genomen, geen Tanami. Ergens teleurstellend, maar het voelt ook wel goed, het is een weloverwogen besluit en we hebben de ruimte om ons plan aan te passen, we winnen nu zelfs wat tijd. No worries.

    De buurvrouw, Belinda, riep me en wees naar de rivier. Een kleine ranke krokodil kwam de oever opgekropen op een paar meter van ons vandaan, slik. Ze zei "it is feeding time, look". Ik keek in de richting waarheen ze wees en een grote zwetende man met een outback-hoed

    en een emmertje kwam onze richting gelopen. De zoetwaterkrokodil bleef stil liggen en knipperde alleen af en toe met zijn ogen om de vliegen te verjagen. De man begon hem visjes toe te werpen en de krokodil hapte gulzig de lekkernijen van het gras. Een schildpad stak even zijn kop boven het water uit om te kijken wat er aan de hand was, maar van de croc moest hij niet zoveel hebben, want hij was razendsnel weer verdwenen. De man met de emmer verdween en de croc trok zich terug in het water om het een paar meter verder nog eens op de oever nog eens te proberen. De campinggasten hadden hun angst inmiddels verloren en waagden zich op een meter afstand om zich te laten fotograferen met het reptiel. Deze zoetwater krokodillen zijn theoretisch niet gevaarlijk, ze zien mensen niet als prooi zoals de zoutwater krokodillen, die behalve vis ook vlees op het menu hebben staan. Het is dus belangrijk dat je het verschil ziet. De freshies hebben een puntige,lange snuit, de salties hebben een brede, krachtige snuit. Ik bleef toch maar op een paar meter afstand.

    Dag 12, Dinsdag 7 november, Katherine Gorge (78 km)

    SMS: Lekke band is gemaakt, hoop ik. Watertank geven we op. Tanamiroad is gecanceld. Het wordt afgeraden. We gaan 300 km.west en dan terug via Katherine naar Alice Springs.

    Toen ik om 4:00 uur naar de wc ging werd ik bijna omver gerend door een kangeroe. Ik kwam om de hoek van het toiletgebouw lopen en ik zag een kleine wallibi wilde appeltjes zoeken, grappig. Ik liep verder en hoorde "flop,flop,flop" om de hoek. Naja, "flop,flop,flop" geluiden verbazen me niet om 4 uur ’s nachts tussen al die andere rare geluiden hier. Toen ik om de hoek stapte kwam er een kangeroe recht op me af gesprongen "flop,flop,flop" Hij schrok nog harder dan ik en "flopte" zo snel mogelijk de andere kant op. Grappig, zo gauw ze denken dat ze uit het zicht zijn, gaan ze sluipen op 4 poten, een heel raar gezicht.

    Ik sliep nog even verder en om 6 uur stonden we op, net zoals iedere dag. Na een rustig ontbijt braken we op en reden naar Katherine. Het eerste doel was de bandenspanning controleren. Ik was hoopvol en sloot bij een benzinestation de luchtmeter aan , 32 PSI, shit. De band was bijna half leeggelopen. We zijn gelijk naar een garage gereden, waar ze geprobeerd hebben de band te repareren. Tot mijn verbazing doen ze dat net zoals bij een fietsband, met bandenspanners en een bak water. Vreemd genoeg borrelde er niets en ze dachten dat het het ventiel geweest moet zijn. Met een nieuw ventiel en $10 armer reden we weg. We zijn er niet helemaal gerust op, morgen nog maar eens checken. Die $10 is trouwens niks, er is een monteur toch zeker een half uur bezig geweest.

    Petra wilde graag naar Katherine Gorge en daar een boottocht maken. Aldus geschiedde. Wel op een heel heet moment van de dag, tussen 11 en 13 uur. De boottocht ging door twee verschillende canyons, waartussen we een paar honderd meter om een stroomversnelling moesten lopen, om een andere boot te nemen. Ik had plaatjes gezien en op de foto’s vond ik het er niet zo aantrekkelijk uit zien. Maar vanaf de boot was het toch heel mooi. Rode rotswanden en prachtige witte stranden met palmen. De meeste stranden waren verboden toegang, omdat daar de 140 krokodillen die de kloof bewonen, hun eieren leggen. Halverwege de kloof stuurde de gids de boot recht op een rotswand af, natuurlijk om ons te laten schrikken. Hij bleef op volle snelheid varen en de rotswand kwam heel hard dichterbij. We zetten ons schrap, de truuk was natuurlijk een verborgen zandbank die de boot op het laatste moment sterk zou afremmen… Maar op een meter van de rotswand voeren we nog steeds op volle snelheid. In mijn hoofd gingen enkele alarmbellen rinkelen "red alert, red alert, brace for impact!" We zetten ons schrap en met een harde klap ramden we de rotswand "BENG!" De boot bleef drijven en iedereen keek verbijsterd achterom naar de stuurman, die wat verdwaasd rondkeek en zei "sorry, about that, the rock seems to be unharmed". De rest van de tocht vlogen de opmerkingen natuurlijk over de boot en zelf deed hij er ook aan mee. "those black spots are waterflows in het wet, the silver spots is where boatdrivers crash into rockwalls". Geen idee hoe het nou kwam, hij had zeker een feestje gehad gisteren. Zo’n rotswand van een paar honderd meter hoog is tenslotte ook makkelijk te over het hoofd te zien!,pffff. Het hoogtepunt was een zwemgelegenheid vanaf een van de strandjes. Ik heb een kwartiertje rondgeplonst terwijl Petra op de boot bleef, omdat ze geen zwemkleren bij zich had. Het lukte redelijk om niet aan die 140 krokodillen te denken die er ook rondzwemmen, maar niet helemaal. Je zag iedereen trouwens rondspeuren naar belletjes en opduikende ogen, maar we zagen verder niets, gelukkig.

    Op de terugweg zijn we nog even in de Katherine Hotsprings gedoken om af te koelen. Het zag er leuk uit, maar we waren er toch snel uitgekeken. Volgens mij beginnen we een heel klein beetje aan de hitte te wennen, het is nu 37 graden in de schaduw, maar als je je rustig houdt in de schaduw, is het te doen. Ik houd me dus maar rustig in de schaduw.

    19:00 uur

    Nick, de buurman uit Queensland is een handyman, net als zijn buurman (euh, niet ik, maar die andere dus).Nick heeft ons kapotte tuinstoeltje gerepareerd en ons waterprobleem opgelost. Het bleek dat ik probeerde 40 liter water in de ruitensproeier probeerde te doen , in plaats van in de watertank, het luikje van de watertank zit net iets verderop, shiiittt…Heel genant, en ik heb het bericht van de lekke tank ook al op mijn website gezet. Misschien moet ik maar even een wat heldhaftiger oplossing verzinnen, mmm, maar dan praten we toch onze mond voorbij. Naja, probleem is opgelost. Belinda had zelfs nog een diagnose voor onze oren: "Tropical Ears", door teveel vocht. Even proberen de oren boven water te houden dus en een watje erin.

    Dag 13, woensdag 8 november (545 km) – ‘Weer op weg naar het zuiden’

    SMS:"Watertankprobleem opgelost. Buurman ontdekte dat ik 40 liter water in de ruitensproeier probeerde te doen :-( We zijn nog steeds in Katherine, we gaan zo naar het westen."

    Daly waters, 14:00 uur.

    Met een enigszins bezwaard gemoed verlieten we Katherine. Het stadje waar we volgens plan alleen maar doorheen zouden zoeven, maar waar we uiteindelijk 3 nachten gebleven zijn, weer helemaal op adem gekomen zijn en waar we Australische vrienden hebben gemaakt. De afgelopen paar dagen hebben me goed gedaan. Ik ben uitgerust en voel me iets beter thuis op dit onbekende continent. We hebben veel verhalen uitgewisseld met andere reizigers en in alle rust onze plannen aangepast, wat dingen gerepareerd, voorraden ingeslagen, kleren gewassen en we zijn zelfs genezen van onze "tropische oren". We hebben besloten om toch naar het zuiden te gaan in plaats van eerst nog een dag naar het westen. Rechtstreeks de Stuart Highway naar Alice Springs dus. 100 km ten zuiden van Katherine ligt onze laatste tropische stop, Mataranga Hotsprings. We hebben nog even gezwommen en met wat Israëliërs gebabbeld. De Israëli’s kwamen uit het zuiden, uit de woestijn en waren de leegte en stilte helemaal zat. Ze wilden mensen zien, steden en praten. Het meisje van het stel was een prachtige goedgevormde oosterse schone, die maar bleef babbelen en gebaren, terwijl ze in een piepkleine bikini voor me stond. Ik kon me eerlijk gezegd maar moeilijk concentreren op wat ze zei, ik weet alleen nog dat ze zei dat ze een "dancing girl" was. Eigenlijk had ik natuurlijk even moeten vragen of ze even een buikdansje voor me wilde doen, zucht.

    De weg naar het zuiden werd leger en leger en het landschap kaler en kaler. Uit verveling gingen we tegenliggers tellen, minder dan 10 tussen Mataranka en Daly Waters. Iedereen zwaait nu ook, het doet me denken aan highway 50 in Nevada, die we een paar jaar geleden dwars door de staat gereden hebben. Het verschil is alleen dat highway 50 maar zo’n 700 km lang is en de Stuart Highway 2700 km. Maar vanaf hier minder dan 1000 km naar Alice Springs. We hopen morgen Alice Springs te bereiken. Wat me een beetje zorgen baart is dat de achterband toch weer wat zachter is geworden, van 50 PSI naar 45 PSI. We hebben hem opgepompt en zijn gewoon vertrokken. Als hij morgen weer zachter is, laat ik hem alsnog in Alice Springs repareren, want daar verlaten we de hoofdweg weer.

    Leuke plek trouwens, Daly Waters, een gehucht aan het begin van de woestijn, met niets anders dan een pub. Een beetjes ruig en erg sfeervol. Er hangen allerlei ornamenten aan de muur en foto’s van de dingen die dronken en minder dronken mensen hier doen. Een lekkere vette "hamburger & the lot" en twee cokes en dan weer op weg naar Alice.

    Renner Springs, 18:00 uur (18 19 08.3 S, 133 47 45.9 E)

    Zwartgeblakerde bomen, dode kangeroes en Road Trains. Honderden kilometers lang tweebaansweg met continue de blauwe lucht weerspiegeld in de inversielaag aan de horizon, alsof je over een rivier van gesmolten metaal rijdt. In de loop van de dag veranderde het landschap geleidelijk. Minder bomen en meer gras. Wat vaker rood zand en in de verte een wit glinsterend zoutmeer. Duizenden en duizenden termietenheuvels, overal waar je kijkt. Iedereen zwaait naar elkaar, Mick legde gisteren uit waarom. Je wilt een veilig gevoel opbouwen op deze verlaten wegen, zodat je je niet helemaal alleen voelt, want misschien heb je op een dag zo’n vriendelijk gezicht nodig als je auto er mee ophoudt. Of je band langzaam leeg loopt, dacht ik erachter aan. De locals zwaaien met een vinger, de Road Trains met een hand, omdat je ze anders niet ziet in hun donkere cabines, en toeristen zwaaien naar elkaar alsof het oude vrienden zijn die elkaar na jaren terug zien. Pure angst. Er zijn ook paradijselijke eilanden in deze Mare Tranquilitatis, de Roadhouses. Ongeveer om de 100 km kom je er een tegen. Normaal noemen we het gewoon benzinestations, maar hier is het meer. Je kunt er wat eten en drinken en vaak kan je er kamperen of een kamer krijgen. Renner Springs, waar we nu staan is zo’n roadhouse. 550 km van Katherine, 600 km van Alice Springs en daartussen behalve de roadhouses en pub van Daly Waters helemaal niets. Leegte. Je ziet het in de gezichten van de toeristen, de israeli’s van vanmorgen en een Canadees gezin bij Dunmarra roadhouse dat ons een beetje angstig vroeg hoe het in het noorden was. "hot and humid" was mijn antwoord. En op mijn wedervraag over het midden antwoordde hij "hot and dry". Ik heb zelf ook ongetwijfeld dezelfde uitdrukking in mijn ogen, een mengeling van ontzag, onzekerheid en nieuwsgierigheid. En omdat we niet op ons gevoel afgaan, maar op redenatie, wint de nieuwsgierigheid het meestal.

    Renner Springs wordt omschreven als de grens tussen het natte Top End en het droge Central Australie. En ook als de grens tussen de Tanami woestijn en de Barkly Tableland. Terwijl de kaketoes schreeuwend rondvliegen, gaat de zon onder boven de Tanami woestijn. Af en toe dendert er een road train voorbij. Wat een sfeer, we voelen beide de enorme verlatenheid van dit gebied, kicken. We hebben in het roadhouse gegeten, simpel, maar lekker genoeg. Daarna hebben we nog even aan de bar gehangen om met een koud biertje in de hand wat met aussies te babbelen. Ik keek vol verbazing naar bordjes met "Tidiest town in the Territory", verbaasd omdat je dit nauwelijks een "town" kan noemen en verbaasd omdat we die borden in elk dorp zien (telkens met een ander jaartal, dat wel). Ik keek om me heen om dit netste roadhouse van 1998 eens goed in me op te nemen, toen ik een harde tik hoorde op de bar. Een enorme kakkerlak was 10 cm van mijn bier op de bar geland. De waard liet met volle kracht zijn vuist neerkomen op het ongedierte, zonder een merkbare onderbreking in zijn zin. Het beest bleef gewoon spartelen en achteloos veegde hij het grote zwarte monster op de grond. Het begon zo ongeveer kakkerlakken te regenen in alle soorten en maten. Ik denk dat ze op het licht afkwamen, yuck. Niemand leek zicht erover te verbazen en veegde ze gewoon van zich af, dus dat deden wij ook maar. Ik verbeelde me dat ik een grote kakkerlak zag grijnzen op het bordje "tidiest town in the Territory".

    Dag 14, donderdag 9 november (706 km)

    SMS: Eindelijk Alice Springs. Wat een verschrikkelijk leeg land. Lekke band, gestrandde auto gered. Door wervelwind en bosbrand achterna gezeten. Maar eindlijk in Alice Springs. Erg moe

    Het was toch nog wel warm vannacht, we hadden de ventilator wel nodig. Ook een beetje onrustig omdat de roadtrains ook ’s nachts gewoon doordenderden, overdag zie je het bewijs in de vorm van dode kangaroes.

    Barrow Creek, 14:00

    Wat een dag, 400 km vol gevaren en nog 300 te gaan. Het begon vanmorgen met de ontdekking dat de achterband toch lek was en wel op zo’n manier dat het ventiel helemaal scheef was komen te zitten. In Katherine hebben ze de binnenband er verkeerd om ingezet en we hebben geluk gehad dat de band er niet afgelopen is. Ik durfde er niet meer mee te rijden en ik ondernam een poging om de band te verwisselen. Ik zocht het instructieboekje en de krik en ging aan het werk terwijl Petra de stappen voorlas. Het strandde bij stap 1, het reserve wiel zat zo vast dat ik hem niet los kon krijgen, shit. Een grote Aussie kleerkast, de barman, zag ons klungelen en zwijgend gebruikte hij gedoseerd geweld om met handen en voeten het reservewiel los te maken. Hij verving ook gelijk maar even het wiel, tjemig…"thanks mate". Ik zei tegen Petra dat ik nu vandaag ook iemand moest helpen om het evenwicht te herstellen. Eindelijk konden we weer op weg naar Alice Springs, 666 km verderop.

    De rest van het stuk naar Alice kom je eigenlijk maar 2 dingen tegen, Tennant Creek en de Devils Marbles. Tennant Creek is een gehucht waar we even iced coffee hebben gedronken en de Devils Marbles is een hoopje vreemd ronde rotsblokken langs de kant van de weg. Een paar honderd kilometer verder, door nog steeds precies hetzelfde landschap, kwamen we bij Whycliffe Roadhouse, ‘the UFO center of Australia’ stond er. Het bleek inderdaad een soort Roswell in Australie en de eigenaar vertelde me dat hij vaak UFO’s zag. Het was een beetje een vervallen boel en het deed me sterk denken aan de beschrijving die Rick ons van Rabbit Flat Roadhouse had gegeven, stalen luiken, hekken, tralies en groepen Aboriginees die in verrotte auto’s inkomen kwamen doen, voornamelijk bier.

    We reden verder en 20 kilometer verderop troffen we een man die ons gebaarde om te stoppen. Hij stond naast z’n kapotte auto en zag er oververhit en radeloos uit. We stopten en het bleek dat z’n radiator kapot was. Hij stond er al bijna 5 uur in de hitte te wachten en de stommeling had al z’n drinkwater in de radiator gegooid in de hoop dat hij dan verder kon rijden. We gaven hem een fles water die hij gulzig leegdronk. Hij durfde zijn auto, een oldtimer, niet te verlaten omdat hij bang was dat hij dan gestript zou worden en hij vroeg of we iemand konden waarschuwen. We reden dus terug naar Whycliff Roadhouse en sloegen alarm. De takelwagen uit Tennant Creek zou er (slechts) twee uur over doen, hij had dus nog geluk dat hij relatief dicht bij een dorp gestrand was, anders had hij veel langer moeten wachten. We kregen bij het roadhouse nog een extra fles water mee voor de arme ziel. We verlieten voor de tweede keer Whycliff Roadhouse en we konden Andrew Thorogood vertellen dat er hulp onderweg was en we gaven hem de extra fles water. Hij was zo dankbaar, eindelijk de zekerheid dat er hulp kwam. Hij wilde ons betalen, maar ik zei hem dat dat niet kon omdat dit juist bedoeld was om het evenwicht te herstellen. Hij knikte begrijpend en gaf ons z’n kaartje. Hij bleek de manager van een opaalmijn en zei dat we hem in Alice Springs moesten komen opzoeken zodat hij ons een paar biertjes kon kopen. We lieten Andrew achter en vertrokken weer richting Alice Springs. Naast ons raasden in de verte bushfires en iets verder hing een rode dustdevil in de lucht, een wervelwindje. Ik kreeg een flashback naar highway 50 in Nevada, waar ik een paar jaar geleden met een camper door zo’n ding werd geramd en flink over de weg slingerde. Ik ging in het midden van de weg rijden en zette me schrap. Deze keer ging het hetzelfde, ‘WOESJH BENG!!’..

    We zijn nu dus bij Barrow Creek Roadhouse. Oude, stoffige gebouwen, wat road trains en verder alleen een bottle shop waar Aboriginals continu bier kopen. We zitten als enige blanken tussen de drinkende Abo’s, tjemig wat zuipen die lui. De sfeer begint wat grimmig te worden, omdat de bottleshop geen bier meer wil verkopen, omdat de abo’s aan hun tax beginnen te raken. Schreeuwen helpt, er gaan toch weer blikken bier over de toonbank, tijd om hem te smeren geloof ik. (Petra wil in ieder geval wel weg).

    De uren daarna waren monotoon en vermoeiend. Two lane blacktop zinderend in de hitte door een saai, verbrand landschap. Onze fantasie begon ons parten te spelen, wat als deze band ook lek ging, hoelang zou het dan duren voordat er hulp zou zijn. Vier uur? Zes uur, zoals bij Andrew? Zo’n 100 km voor Alice Springs ontvingen we weer een radiostation, verschenen er reclameborden en kwam er meer verkeer. Zelfs het landschap werd mooier. Ik kon me goed voorstellen waarom het Israëlische meisje bij Mataranka de woestijn zat was, ik had er ook even flink genoeg van. Een leuk moment was nog even toen we op 40 km voor Alice de Steenbokskeerkring over gingen. Hierna kan de zon ons niet meer achtervolgen, maar keert op 21 december om en gaat dan terug naar het noorden. Er stond zelfs een soortgelijk monument als we aantroffen op de poolcirkel in Noorwegen. Hier zijn ook weer vier seizoenen in plaats van alleen de "dry" en "wet".

    Alice Springs, 19:15 uur

    Heerlijk om hier aan te komen, beschaving, mensen en het klimaat. Het wordt vannacht 19 graden, yes. Heerlijk koel, misschien kan dan de lawaaierige ventilator een keertje uit en hebben we zelfs een laken nodig. De lucht is hier droog. Maar wat zijn we ver van zee, nog nooit zijn we zo ver van zee geweest, of van huis, of van de bekende sterrenhemel. Het is bijna volle maan en nu is pas goed te zien, dat hij gewoon compleet op de kop staat. Aah, wat is het goed om in Alice Springs te zijn aangekomen.

    Dag 15, vrijdag 10 november "I love Alice" (27 km)

    Alice Springs, 8:00 uur

    Het was lekker fris vannacht en voor het eerst hebben we onder een deken geslapen, lekker. Het zal vanmiddag wel warm worden, maar nu is het maar een graad of 23. Vreemd genoeg hebben we het nu koud, net zoals gisteren , toen we het zwembad van 25 graden koud vonden, blijkbaar zijn we ondertussen meer aan de warmte gewend dan we dachten.

    We zijn een paar uur de stad in geweest. Eerst naar Hertz om een nieuw stoeltje te halen, de reparatie door Mick had het ook niet zo lang volgehouden. Toen naar Bridgestone om de band (weer) te laten repareren. Dit keer vond de monteur een piepklein gaatje en deed er een nieuwe binnenband in en maakte de buitenband van binnen goed schoon. Kosten ditmaal $25, we vonden de schade meevallen gelukkig. Daarna op naar de opaalwinkel, om Andrew op te zoeken. Toen we in de winkel naar Andrew vroegen en vertelden wie we waren, werden we zo ongeveer als helden onthaald. Andrew gaf ons een rondleiding en een lesje in opaal. Daarna naar de Schotse Bar voor het beloofde biertje. Andrew babbelde en babbelde en babbelde. Hij vertelde ons in een half uur zijn hele levensverhaal. Hij was opgegroeid als veedrijver en toen naar de westkust verhuist, daar een liefde voor boten en vissen ontwikkeld (je vraagt je toch af , hoe iemand dan zo ver van de zee verzeild raakt, dat deed hij zelf ook). Tien maanden geleden was zijn vriendin weggelopen en was hij een nieuw leven begonnen in Alice Springs. Toen wij hem gisteren in de woestijn vonden was hij nog een stukje van zijn oude leven, een oldtimer, aan het overbrengen naar Alice. Hij had 19 uur aan een stuk gereden, tot zijn auto er mee ophield. Een uur nadat wij vertrokken waren, was de sleepwagen gekomen. Het hele avontuur had grote indruk op hem gemaakt zei hij. Toen we afscheid namen gaf hij ons een boek en 3 opalen mee, allemachtig. Ik probeerde de opalen te weigeren, maar dat lukte niet.

    Het is ongeveer 34 graden, maar prima te verdragen. We hebben voor het eerst een kampeerplek zonder stroom genomen op Stuart Campground. De rest van de middag hebben we nuttig gebruikt, met luieren in de schaduw met een boek en een duik in het zwembad.

    Dag 16, zaterdag 11 november ( 15 km) Alice Desert Park.

    Gisteravond begon het te onweren en regenen en vanmorgen voor zonsopgang weer. Het was dus een lekkere koele nacht en we moesten vanmorgen zelfs even warme kleren aantrekken. Het plan was om alles bij te vullen, water, brandstof, voorraden, dan even het Desert Park te bekijken en dan het West McDonnell National Park in. Het lukte om alles bij te vullen en om het Desert Park te bereiken, maar we hebben daar de hele dag doorgebracht en uiteindelijk zijn we maar weer op Stuart Campground in Alice gaan staan. Het Desert Park was leuk, niet fantastisch, maar wel leuk. Het hoogtepunt was de roofvogelshow, waar adelaars, kites, een hobbie en een uil hun vlieg- en jachtkunsten vertoonden. Het waren gedeeltelijk wilde vogels, die op het voeren afkwamen, heel leuk. We raakten aan de praat met een Amerikaans stel, die voor een paar jaar in Alice woonden. Het waren echt van die prototype van opdringerige Amerikanen, tjemig, in het begin wel grappig. Ze begonnen te vertellen hoe mooi Amerika wel niet is.

    Amerikanen: "You should see the Grand Canyon, Zion Canyon, Brice Canyon"
    Nico: "Yes, we’ve been there"
    Amerikanen: "Oh, Canyonlands? Arches? Painted Desert?"
    Petra: "Yes, we’ve been to all of those"
    Amerikanen: "mmm, well you should go to the north some day, to see Glacier, Yellowstone, The Tetons"
    Nico: "been there, seen that" en ik probeerde zo arrogant en eigenwijs mogelijk te kijken en te klinken.
    De man haalde zijn wenkbrauwen op en keek naar zijn vrouw. De vrouw zei: "well, if you want to see really something different, go to the south, go to see White Sands or Joshua Tree"
    Petra: "We have seen it, we realy liked Capitol Reef"
    De man: "Mmm, I don’t know that one. Yosemite? Kings Canyon? The San Fransisco Area?"
    Ik knikte en grinnikte inwendig. Plotseling veranderde hij van land en zijn stem werd fanatieker. "Londen? Stonehenge? Warwick Castle? Salibury Cathedral?" Ik bleef verveeld knikken. "Paris?,Tokyo?" Hee, Tokyo, nee daar ben ik niet geweest nee. "Now, that’s a place to see, it is easy to meet Japanese, if you go into a synagoge with them". Tjemig, wat een kerel, de synagoge, hahahaha.
    We probeerden ze kwijt te raken, maar dat lukte pas nadat we met zijn vieren hadden geluncht waarbij hij een enorme monoloog hield over de amerikaanse presidentverkiezingen die niet eerlijk waren verlopen ofzo…waarbij de uiteindelijke conclusie was dat het lot van de hele wereld, o.a. het verdwijnen van de warme golfstroom en de daaruit voortvloeiende ijstijd in Europa, zou afhangen van het kiezen van de juiste Amerikaanse president. Bush: ijstijd, Gore: geen ijstijd. En hij was bloedserieus, wat een figuur.

    We vluchtten het restaurant uit en liepen een Deens stel tegen het lijf, die we eergisteren op een andere camping, als buren hadden. Ze hadden het zonder te beseffen een enge ervaring gehad. Toen we twee dagen geleden Alice Springs binnenkwamen, stonden bij alle wegen uit de stad, politie. Een moordenaar was uit de rechtbank ontstapt en op de vlucht, er stonden foto’s in de krant. Een abo had een andere abo met een mes gekeeld. Vanmorgen was hij blijkbaar met een auto met helpers de stad uit gevlucht en zonder benzine komen te staan. De Denen waren gestopt om een paar gestrandde abo’s te helpen, die alleen maar "fuel, fuel" zeiden. De Deen had geen slang om diesel over te pompen en was verder gereden tot hij 4 politieauto’s tegenkwam die vroegen of hij zojuist een auto met abbo’s was tegengekomen. De Denen waren duidelijk een beetje van slag.

    We lieten de Denen achter ons en ik hoorde achter me "Hallo Nico", huh!? Ik keek om en staarde in het grijnzende gezicht van Jaap Miltenburg, m’n ex-collega van Geops. Ik had Jaap al een paar keer als gids in de SNP reisgids zien staan en ik had al een keer zijn email adres gezocht, omdat ik nieuwsgierig was hoe dat zat. Jaap doet nu waar ik af en toe van droom, hij werkt full-time bij de SNP als tochtleider. Hij zat nu net tussen een tocht in Australie en een tocht in Nieuw Zeeland in, de mazzelaar. Wat supertoevallig, griezelig bijna. Net zoals ik Tineke op onze vorige reis tegenkwam op een kleine camping aan de GR5. Jaap en ik babbelden even en toen scheidden onze wegen weer. Al met al toch weer een gekke dag in Oz…

    Dag 17, zondag 12 november ( 132 km) – ‘De West MacDonnalls in’

    Er gebeuren zoveel gekke dingen dat het onze fantasie begint te prikkelen, misschien omdat het volle maan is. We hebben gisteren alle bizarre voorvallen op een rijtje gezet, al de korte intensieve ontmoetingen, waarin mensen steeds in hoog tempo een boodschap lijken te geven. De dingo die in Jabiru een uur lang naast ons kwam liggen, maar niet geaaid of gevoerd wilde worden, de onverklaarbare botsing van de boot tegen de rotswand, de vleermuizen. Het opvallendst zijn de dingen die mensen zeggen en hoe ze het zeggen, soms praten ze letterlijk in boodschappen, zoals de Deen gisteren :"Good people go, where good people are." Of Andrew die ongevraagd zijn levensmotto’s begon uit te leggen. Eigenlijk zijn we helemaal niet zweverig of bijgelovig normaal, maar we krijgen allebei het idee dat we een of andere boodschap krijgen (misschien uit ons eigen onbewuste). Een beetje alsof ons instinct meer de overhand begint te krijgen, getriggerd door het bizarre land. Dit was trouwens wat Andrew ervoer sinds hij naar dit deel van Oz is gekomen. Meestal ben ik degene met een overdosis aan fantasie, maar Petra is nu ook door de magic van het land van Oz bevangen. (opm: achteraf denk ik dat de enorme leegte en uitgestrektheid ons een beetje parten heeft gespeeld, alsof we toch structuren proberen te ontdekken waar geen structuren meer zijn).

    We waren vroeg op, om 5:30 uur. Gelijk met de zon. Alles was in diepe rust en de straten van Alice Springs verlaten. We zijn naar het Old Telegraph Station gereden, maar dat was nog niet open. Het was nog fris, maar de zon begon warmer te worden. We waren helemaal alleen, met de vogels, vooral veel kwetterende papagaaien.

    Daarna zijn we dan eindelijk naar het West MacDonnell National Park gegaan. Rode bergen in een verrassend groen landschap. Er is hier dit jaar en vooral ook de afgelopen weken veel regen geweest. De rode grond is dus voor een groot gedeelte bedekt met gras en bloemen. Het is rustig, af en toe een auto of een bus met toeristen, maar over het algemeen is het lekker stil. In een langzaam tempo reden we door het park. De eerste stop bij Simpson Gap, een wandelingetje naar Standley Chasm en naar Ellery Creek Big Hole. Plekken met mooie rotpartijen en doorkijkjes en waterplasjes. Bij de laatste, Ellerly Creek, is een kleine bush camping en we hebben zin om hier te blijven. Er is een ijskoude waterplas, waar mensen aan het zwemmen zijn en verder niets. Eindelijk een natuurcamping in een park. Het is er nogal kaal en nauwelijks schaduw, maar in de schaduw van de camper met wat nootjes naar de tientallen vogels zitten luisteren is een prima tijdverdrijf. Petra denkt dat er vanavond wel wild te zien zal zijn, dat komt drinken, leuk.

    We zijn nog steeds voor op schema, nog 5 dagen. Ergens komt dat erg goed uit, omdat we aan het eind wat tijd tekort kwamen en het geeft een heerlijk relaxed gevoel van absoluut geen haast te hebben. Petra’s relaxte gevoel kreeg even een kleine knauw toen ze naar de ‘pit toilet’ liep en van iemand het advies kreeg om vooral goed op te letten omdat hij daar zojuist een dodelijke redback spin had gezien, jech…

    Toen de avond kwam werd het stil. De dagjesmensen vertrokken, de wind ging liggen en het licht werd zacht. De rivergums weerspiegelden in het gladde rivieroppervlak en de rode rotsen lichtten mooi op. De vogels maakten het geheel compleet, felgroene papagaaitjes en grasparkieten. Een lieflijk tafereeltje… nog wel…(spannende muziek)…

    Dag 18, maandag 13 november (54 km) – ‘Nachtelijk noodweer’

    Vanacht zag dat lieflijke landschap er heel anders uit. Het begon te onweren, te stormen en te regenen. De camper stond op zijn wielen te schudden en de wind gierde om ons heen. De regen kletterde naar beneden uit voorbij schietende wolken. De kale bloodtrees staken af tegen de maanverlichte lucht, als grote skelethanden die uit de grond omhoog staken. We begonnen ons wat zorgen te maken over de rivier vlakbij, ik had gisteren al gezien dat het water soms veel hoger komt te staan, omdat het dode hout hoog op de oevers ligt, tegen de camping aan. De rivier stroomt aan weerszijden van de camping. We zagen helemaal voor ons hoe we door een flash flood zouden worden weggesleurd. We stonden met 5 voertuigen op de kleine camping, een ervan een oude geoloog in een tentje. Om 4:00 uur ’s nachts ging hij ervan door. Terwijl we zijn rode achterlichten in de verte zagen verdwijnen, vroegen we ons af of hij soms iets wist wat wij niet wisten. Zouden we ook moeten vluchten? Maar zelfs de hippies die alleen onder een houten afdakje lagen, waren er nog. Tjemig, die moeten echt een ruige nacht gehad hebben. We vielen toch weer in slaap.
    ’s Morgens was de rust weergekeerd. Zwaarbewolkt en wat kil, maar het water was verdwenen. Ik praatte wat met andere kampeerders en die hadden ook vluchtneigingen gekregen, toen de oude geoloog ervan door ging. Tot onze verbazing kwam oude mannetje even later weer terug en ik ging hem vragen wat er aan de hand was.

    Nico: "Good day mate, did your tent blow away last night?"
    Geoloog: "Nah, see that grass up there in the trees?"
    Ik keek omhoog en zag op 2 meter van de grond inderdaad allemaal gras en takken in de bomen hangen en de struiken om ons heen waren allemaal platgebogen van de kloof af.
    Geoloog:"That was last week, if it rains in the north you get flash floods here, mate"
    Ik keek naar het kalme water in de kloof en ik zag de bergen erachter. Ik kon me goed voorstellen hoe een modderstroom met grof geweld door de kloof zou kunnen spuiten en blijkbaar was dat hier vorige week gebeurd.
    Geoloog: "Too many people die from flash floods. I put caution first."
    Mmm, als we dat geweten hadden, waren we waarschijnlijk ook gevlucht.

    We zijn de dag verder begonnen met een paar leuke wandelingen. Toen we de Dolomite Walk bij Ellery Creek begonnen was het nog kil, maar halverwege de ochtend klaarde het op. De tweede wandeling, bij Serpentine Gorge, was prachtig. We klommen helemaal tot boven op de vuurrode rotswanden van de Gorge en hadden een prachtig uitzicht over de MacDonnells. Het was nog even schrikken toen ik opeens oog in oog stond met een enorme parentie, de draak van de woestijn. Een varaan ter grootte van een kleine krokodil. Ik schrok harder dan hij en de draak wandelde rustig langs ons heen, met zijn slangentong de lucht proevend. Gisteren had ik bij het visitor center nog ongelovig aan een ranger gevraagd of die dingen echt zo groot waren en of ze er echt rondlopen en hoe groot de kans was dat we er een zouden zien. De kans dat we er een zouden zien was niet zo groot zei hij, omdat ze meer in zanderige gebieden voorkomen. Maar alleen door te vragen is de kans op een ontmoeting groter geworden, want zo werkt het hier in het land van Oz…

    Ormiston Gorge, 18:00 uur

    Wat een prachtige plek. Vooral nu het laatste zonlicht de met Spinifex (lang, scherp gras) begroeide rode rotswanden nog feller doen oplichten. We zijn hier net na de middag gaan staan en hebben een lange luie siesta gehouden. Aan het eind van de middag zijn we in het zachter wordende licht een trail gaan lopen naar Ghostgum overlook. Een juweeltje van een trail. We klommen zo’n 100 meter boven de canyon en hadden een schitterend uitzicht op het water, de canyon en het hele landschap. Kleine walibies (blackfooted rockwalibi) en groengele papagaaien maakten het plaatje compleet. Onze documentatie zegt dat deze plek de spectaculairste schoonheid van de West MacDonnells heeft. Landschappelijk is het zeker het mooiste wat we gezien hebben tot nu toe. Het doet me een beetje aan Capitool Reef in Utah denken, alleen scheuren daar geen schreeuwende papagaaien langs je hoofd. Ik had eigenlijk niet verwacht dat Australie zulke mooie plekken zou hebben.

    Dag 19, dinsdag 14 november

    Wow, wat een prachtig lichtspel. We zijn om 5:30 uur opgestaan toen het begon te schemeren. De maan stond helder in het westen en de sterren vervaagden. De kleine wolkjes leken gemaakt van aardbeienijs en veranderde langzaam in roomgeel vanille ijs. In de verte lichtte een grote bui op. De rode rotsen vingen de eerste zonnestralen en de vogels werden steeds luidruchtiger. Twee vinkjes op een tak boven mijn schouder en een bondgekleurde papagaai zo dichtbij dat ik hem bijna kon aanraken. De wolkjes werden wit, de rots rood en de hemel blauw. Maar de onweersbui uit het westen kwam met grote snelheid dichterbij en de hemel boven ons werd gitzwart terwijl de zon er onderdoor scheen. De Ieren naast ons braken haastig hun tentje af en de buitenslapende hippies (dezelfden als gisteren) verdwenen in hun auto. Toen werd het weer nacht. Het begon te waaien en af een toe schoot er een bliksemflits voorbij. Dikke druppels begonnen in het droge stof te ploffen en dat was ook voor mij het teken om een schuilplaats te zoeken, wat een prachtige show om de dag mee te beginnen.

    Ormiston Gorge, 13:00 uur

    Toen de thunderstorm was overgedreven besloten we om toch nog de "pound walk" te gaan doen, volgens de Lonely Planet een middelzware wandeling van 3 a 4 uur. Het was fris na de bui en alles glinsterde in het zonlicht. We klommen al snel de heuvels in en we passeerden een kolonie rotswalibies. Een van de beestjes had een kleintje in de buidel, geinig. Het pad slingerde verder omhoog door de met spinifex begroeide heuvels. Het spinifex was niet door en groen, maar helemaal uitgelopen. Het leek wel of we door een goudgeel graanveld liepen. Vaak als we een boompje naderden, steeg er een kwetterende wolk groene grasparkieten op. Tussen het spinifex zagen we ook onze eerste big red voorbij hoppen, de rode reuzekangeroe van het type waardoor Jaap van der Schaaf gemolesteerd is.

    Op het hoogste punt aangekomen keken we neer op een schitterende vallei. Het leek net een reusachtige meteoriet krater met scherpe rode kraterwanden in de verte, oeroude afgebrokkelde bergen. Op de bodem van de vallei kronkelde de Finke River tussen de uitgestrekte gele grasvlakte. Het uitzicht is een van de mooiste die ik ooit gezien heb, vooral omdat het zo onverwacht kwam, op een compleet verlaten plek, alleen bereikbaar door een wandelpad, fantastisch. Nadat we ons er een poos hebben zitten te vergapen, zijn we afgedaald de vallei in naar de rivier. Aan de oever van de rivier lagen allemaal dode vissen, van bijna 15 cm groot. Later lazen we dat de vissen dood gingen door de grote hoeveelheid regen, waardoor de watertemperatuur lager is geworden. Sowieso vreemd dat er zoveel vis is zo ver van zee, in een woestijn. We waren helemaal alleen met het gorgelende water, het ruisende gras en de kwetterende vogels. Voor ons vernauwden de bergen zich tot een steile kloof en we volgden de rivier naar binnen. Tot zover was het een makkelijk pad geweest, maar nu werd het klauteren over de rotsblokken. Ik had geen kaart, maar ik had op een luchtfoto bij het visitor center gezien dat we de rivier rechts moesten houden. Petra begon wat te mopperen over het ruige terrein en het verkeerde pad enzo, maar er was geen ander pad, gewoon dwars door de kloof dus. Ik zei dat ze op moest houden met zeuren en pas mocht gaan mopperen als ons pad echt doodliep in het water. Ze zei "okay, iets om te onthouden, als we niet verder kunnen, mag ik gaan zeuren." Zwijgend stapte ze achter me aan tot de volgende bocht. We kwamen de bocht om en er was niets anders dan twee loodrechte rotswanden en de troebele rivier, oh, oh… Petra begon gelijk triomfantelijk te sputteren en wilde terug om een ander pad te vinden. Ze begon hard te lachen en wees naar de overkant voorbij de rotswanden, waar nog net een blauw route bordje te zien was. "Hahahahah, zie je wel , we zitten verkeerd." Maar ik wilde niet terug, ik kleedde me uit en liep de rivier in. Tot mijn opluchting lukte het om door de rivier naar de overkant te waden, het water was niet al te koud en kwam tot mijn borst. Ik liep terug om mijn spullen op de halen en bracht mijn camera en kleren naar de overkant. Ik keerde terug om Petra te helpen. Petra liep voorop en ik achter haar met haar sokken en schoenen. Toen we bijna bij de overkant waren stapte ik op een gladde steen en ging onderuit, shit. Om een spagaat te voorkomen ving ik de val met mijn linkerhand op en landde op de verborgen steen. Het enige probleem was dat ik Petra’s schoenen in mijn linkerhand had, oeps. Ik haalde ze weer boven water en hield ze op de kop om het water eruit te laten lopen, terwijl Petra begon te beseffen wat er was gebeurt. "Hee, dat zijn mijn schoenen! @#!*@$%*!", slik. We kregen allebei een lachbui tot Petra zei "Nou zo hard hoef je nou ook weer niet te lachen". Ik hield me maar even stil. Er volgde nog een ondiepe oversteek weer terug naar de andere kant, maar daarna bereikten we snel het einde van de kloof en konden een droge doorsteek maken en terug lopen naar de camping. 8 km afgelegd in 4 uur, tsss. Maar wat een prachtige wandeling, ik vind dit zeker de mooiste plek die ik tot nu toe gezien heb in Australie, al is het soms heel erg moeilijk om te vergelijken.

    Mmm, zojuist even met de parkranger gespoken. Die bui van vanmorgen heeft de Finke River doen overstromen. Palm Valley, in de Finke Gorge is onbereikbaar geworden. Als we de extra dag in Alice Springs niet hadden gehad, dan hadden we daar nu vastgezeten. Flink vastgezeten, omdat er alleen maar een 4WD track heen gaat. Maar ons volgende doel na Palm Valley is ook bijna onbereikbaar, Kings Canyon, de Mereeni Loop is ook dicht en zelfs de 200 km omweg via Alice Springs en de Giles Road is overstroomd. De enige mogelijkheid is nu nog de Lasseter Way, 600 km om, via de weg naar Ayers Rock. Eigenlijk verbaasd het me niet. We zijn in Alice op een vreemde manier vertraagd, zodat we niet in Palm Valley vast zijn komen te zitten en nu worden alle wegen een voor een afgesloten, zodat alleen de weg naar Ayers Rock overblijft. Maar gelukkig ben ik niet bijgelovig en gaan we morgen gewoon naar Hermansburg om een permit voor de Mereeni Loop te krijgen. Ayers Rock moet nog even wachten.

    Dag 20, woensdag 15 november - eigenwijs (281 km)

    Gepost in het Forum: Vanaf 11 november geen enkel piepje meer ontvangen van Nico en Petra. Zeer waarschijnlijk geen dekking met de GSM. We blijven het nauwgezet volgen

    Na weer een regenachtige nacht stonden we zoals gewonlij om 6 uur op. Lekker fris buiten en geen ander geluid dan de vogels. Bij het visitor center stond nu informatie over de condities van de wegen en het bevestigde wat de ranger gisteren zei. Ik vroeg aan een andere ranger of we de onverharde weg naar Hermanssburg echt niet konden nemen. Hij zei dat het werd afgeraden en dat ik het dan maar beter niet kon doen. De oude geoloog liep ook te balen, zijn hoofddoel was Gosse Bluff, een enorme inslagkrater van een komeet aan de onverharde weg naar Hermannsburg. Ik besloot eigenwijs te zijn en zei tegen hem dat we het toch gewoon gingen proberen. We hebben water, eten en brandstof zat en we kunnen het ons ook nog wel veroorloven om een paar dagen vast te zitten als we stranden. Het grootste probleem zou de Finke River zijn, net een kilometer voor Hermannsburg, dus als we 99 van de 100 km achter de rug hebben.

    De weg was ribbelig en vol gaten. Af en toe moesten we door grote plassen heen waardoor de modder over de voorruit vloog. Er was bijna geen verkeer en je rijdt op zo’n weg niet perse links of rechts, maar gewoon waar het het minst erg lijkt. Je moet je continue concentreren om de gaten, stenen en greppels te missen en oppassen dat je niet gaat slippen. Een paar keer reed ik veel te hard door een geul en een keer vlogen we letterlijk een eindje door de lucht, shiiiit. We kwamen met een enorme klap neer en ik kreeg het luikje van het noodbaken op m’n kop. Het baken stuiterde door de auto, maar ging gelukkig niet af. Ik heb in ieder geval geen helicopters gezien. Het deksel vloog van de koelkast en de doos met eieren vloog door de auto. Ze vielen bijna allemaal kapot in de koelkast, maar eentje viel er precies kapot in Petra’s schoen, dezelfde schoen die ik gisteren in de Finke River heb laten vallen. Petra gaf me weer dezelfde vernietigende blik en riep "weer MIJN schoen!!! $%$@#", oeps…

    Via een zanderig en modderig 4WD track reden we naar Gosse Bluff. Je kon helemaal tot midden in de enorme krater rijden. De krater zie je trouwens al van tientallen kilometers afstand liggen en midden in de krater stond het oude mannetje gigantisch te kicken, leuk. Grijnzend riep hij me toe "I’ve been wanting to see this place for years and years and I finally made it!". We hotsten en klotsten verder over het rode zand, verder richting Hermannsburg door een landschap van bloemen, wilde meloenen en grasbomen. Heel surrealistisch allemaal met die enorme vlakten met zwarte buien erboven. Eindelijk doemde de rivier op en de weg was inderdaad ondergelopen en deels geblokkeerd door drijfhout. Voorzichtig reden we langs de rand van de weg door de rivier en kwamen Hermannsburg binnen. Ik was toch blij dat ik het zelf geprobeerd heb en niet naar de overvoorzichtige rangers heb geluisterd.

    Hermannsburg was het meest deprimerende gat dat ik ooit gezien heb (met uitzondering misschien van Nogales op de Mexicaans/Amerikaanse grens). Bij een oude missiepost hebben we wat thee gedronken en gevraagd of we ergens konden kamperen. We mochten wel bij de serveerster op het erf staan, maar ze zei dat de kans groot was dat er ’s nachts brandstof uit onze auto gestolen zou worden. Pfff, wat een armoedige troep, overal rotzooi en krotten. We wilden hier dus nie overnachten en daarmee gaven we ook de Mereeni Loop op, en dus ook Kings Canyon. Officieel zijn de Mereeni Loop en Palm Valley trouwens ook afgesloten en zo leuk is het nou ook weer niet om uren lang door elkaar geschud te worden en te hopen dat je niet in het volgende moddergat komt vast te zitten. De sfeer was: "been there, done that, now let’s get the hell out of here". We voegden daad bij woord en met een tevreden gevoel reden we over de verharde Larapinta Road naar Alice Springs. Onderweg moesten we nog een stuk of 10 keer door rivieren en beken rijden, maar er stond steeds niet meer dan 10 a 20 cm water op de verharde weg, geen enkel probleem dus. Alleen jammer dat we onze stoere rode modder weer van de auto spoelde. Maar good to be back in Alice…

    Dag 21, donderdag 16 november (96 km) – naar de East Macdonnals

    Trephina Gorge, 13:00 (23.5 zuiderbreedte, 134.4 oosterlengte)

    We hebben de ochtend in een rustig tempo in Alice Springs doorgebracht. Alice begint ondertussen vertrouwd aan te voelen. Boodschappen en diesel zijn weer aangevuld en we hebben geprobeerd het thuisfront op de hoogte te brengen via internet. Na een paar dagen bush campings viel het me nu op hoe lawaaierig en licht het is op de campings in Alice. Auto’s, vliegtuigen, elektrisch licht, mensen. Toen ik wakker werd miste ik stilte die verdwijnt met krekels en vogels en het duister dat verdwijnt met het rood oplichten van de wolken en rotsen. Tjee, wat poëtisch weer, maar that’s how it is. Maar lang heeft het gemis niet geduurt. Met grote grijnzen verlieten we de beschaving weer en dompelden we ons weer onder in de natuur, the outback. Heerlijk hier!

    16:00

    Het is stil hier, op de volgens na. We staan hier samen met een Italiaans stel, Andrea en Sylvana, verder is er niemand. Het is net boven de 30 graden en de zon schijnt. De rivier stroomt een beetje over de toegangsweg, maar het stelt niet veel voor. Maar de parkranger kwam net met een interessante mededeling. Er komt een zware storm aan die misschien hier overkomt. We zitten op zich veilig, maar we zouden wel eens vast kunnen komen te zitten, variërend van een paar uur tot een week, omdat de rivier vol water komt te staan. De ranger zegt dat hij zal proberen om ons morgenochtend te bereiken als we besluiten te blijven. Sylvana is bang, maar we hebben beloofd dat we niet zonder hun zullen vertrekken. We hoeven er geen seconde over na te denken, wij blijven. Ik keek naar de lucht en riep "come on, hit me with everything you got!", maar de klap kwam van achteren, van Petra: *pets* "zeg dat nou niet eikel!".. hehehe. Maar het viel mee, het rommelde en bliksemde wat in de verte, maar het bleef droog. Toen het donker werd heb ik een kampvuurtje gemaakt en even later zaten we met z’n vieren in de lichtkring in het verlaten landschap terwijl de struiken om ons heen ritselden en takjes kraakten. Dingo’s volgens Sylvana, ze had er al een paar gezien. We waren wel een beetje blij dat we met z’n vieren waren en niet helemaal alleen, je gaat toch fantaseren zo in het donker. Het natuurlijke einde van de avond kwam toen er een enorme spin de lichtcirkel binnenliep en daar bleef zitten, slik. Het was toch ook al 20.00, allang bedtijd dus..gaap…

    Dag 22, vrijdag 17 november (16 km) – "Trephina Gorge"

    Trephina Gorge, 7:30

    Wow, wakker worden in de bush blijft zo’n mooie ervaring! Krekels, vogels en oplichtende rotsen, schitterend. In de verte huppelen een paar kangaroes voorbij, wow, net echt. We blijven hier vandaag. Petra en ik gaan twee korte wandelingen maken en daarna via het 4WD track naar het John Hayes Rockhole voor een duik. Andrea en Sylvana nemen het lange wandelpad naar het Rockhole en rijden vanmiddag met ons terug. We kamperen weer hier met z’n vieren vanavond. Het is strakblauw, volgens mij wordt het heet.

    14:00

    We hebben de twee wandelingen vanaf de camping gedaan, naar een viewpoint en door de gorge. In de gorge moesten we op blote voeten enkeldiep door de modder. Volgens Petra was het net wadlopen. We zagen geen dingo’s, maar wel hun sporen in de het natte zand. We deden er ongeveer 2 uur over en daarna zijn we naar John Hayes Rockhole gereden om Andrea en Sylvana op te pikken. Een ruig stenen 4WD pad, maar de auto heeft het overleefd, geen lekke banden deze keer. De Italianen waren er al en nadat Andrea en ik nog even in een groen slijmerig poeltje hebben gezwommen (yuck!) zijn we nog een wandeling gaan maken door de gorge. Best warm zo op het heetst van de dag, maar wel lekker. Tegen 14 uur waren we terug bij Trephina Gorge voor wat serieus luieren. We zetten de stoeltjes klaar en toen begon het te onweren en te regenen…

    Het regende bijna een uur lang en we vroegen ons of wat dat met de rivier zou doen. Toen het droog werd zijn we gelijk gaan kijken en er was precies gebeurd waar de ranger voor had gewaarschuwd. Het sukkelige stroompje was een kolkende rivier geworden en terwijl we stonden te kijken bleef het water in snel tempo stijgen. De weg was onder een snelstromende rivier verdwenen, we zaten gevangen! Er zijn ergere plekken om vast te zitten en we hebben genoeg voorraden. We hebben dus maar een kampvuurtje gemaakt en zijn gezamenlijk gaan koken. We brachten een toast uit op het avontuur….

    Dag 23, zaterdag 18 november (354 km) – Naar het zuiden

    "Poosje vastgezeten door flashflood 100 km ten Oosten van Alice. We verlaten nu Alice via de Stuart Hwy. Morgenavond bij Ayers Rock. Prima sfeer. Alles perfect."

    Trephina Gorge, 6:00

    Het water is gezakt, al is het nog een stuk hoger dan het was. Hier durf ik wel doorheen te rijden, maar het hang af van Andrea of Sylvana of we vertrekken. Ze hebben geen 4WD en ik heb beloofd ze niet achter te laten. Maar een extra dag hier zou geen ramp zijn, wat een vogels hier, vooral tegen zonsopgang. Minder leuk zijn de miljoenen mieren en de muggen. Voor de muggen moeten we een beetje oppassen, ze kunnen drager zijn van het Ross River Fever virus, waar je een enge ziekte van krijgt met coma enzo, brrr.

    Eldunda Roadhouse, 18:00

    We zijn vandaag toch verder gekomen dan we dachten. We zitten nu op een campground bij een roadhouse op het kruispunt van de Stuart Highway en de Lasseter Highway, de weg naar Ayers Rock. We staan onder een boom vol krijsende papagaaien die al ontzettend irritant beginnen te worden. Wel grappig is dat ze kunstjes doen op de takken, aan hun snavel hangend draaien ze rondjes om de takken. Maarja, waarom je daar nou zo’n herrie bij moet maken, zucht. De zon schijnt nog, maar niet lang meer zo te zien. Het rommelt al in de verte.

    Vanmorgen loodsten we Andrea en Sylvana de rivier door en het park uit. We hebben afgesproken om elkaar over twee dagen bij Ayers Rock nog een keer te ontmoeten. We gingen voor de allerlaatste keer Alice Springs in om wat verse groente te halen en daarna gingen we zuidwaards, verder zuid dan we ooit geweest zijn.

    Het doel was Rainbow Valley, een piepklein park dat nog wat moet rijpen voor het een echt nationaal park wordt. De 22 km 4WD weg was eigenlijk spectaculairder dan het park zelf. Ik ontdekte ook hoe het komt dat sommige terreinwagens tot aan het dak toe onder de modder zitten, dat gebeurt namelijk vanzelf als je met 70 km per uur door een modderbak scheurt, ook onze wagen zit nu tot aan het dak onder de rode modder, grijns…

    We vonden het te vroeg om te stoppen en zijn wat verder doorgereden naar Henbury Meteor Craters. De naam zegt het al, een paar verweerde kraters, die ik graag wilde zien. Weer via een gravelroad naar de middle of nowhere. Op zich best een leuke plek om te overnachten. Compleet vlak land met een gigantisch uitzicht op de hemel en helemaal alleen… op een miljoenen mieren na dan. We hadden ons al geïnstalleerd op een heel leuk kampeerplekje, met een picknick tafel met bankjes onder een leuk afdakje, zodat we ook in de schaduw konden zitten. Lekkere Ice coffee erbij, maar de mieren waren zo aanvallend, dat we het niet uithielden en het hazenpad kozen, jammer. We reden dus maar verder en 70km verder stopten we bij dit roadhouse. Een echte oase trouwens, inclusief een zwembad en palmbomen. Een taveerne, een bar en natuurlijk brandstof. Mooie groene grasparkieten in de rode woestijn, een lekker toevluchtsoord voor de vermoeide reiziger.

    De vermoeidheid valt trouwens wel mee, we hebben een heerlijke relaxte week in de natuur achter de rug. Het wegvallen van de Tanami heeft eigenlijk heel goed uitgepakt. We hebben nu steeds het lekkere gevoel dat we overal tijd zat hebben en dat hebben we dus ook. Het geeft een heel ontspannen tevreden gevoel, net vakantie. Het leukste vind ik de campgrounds in de bush en dan vooral het wakker worden met de vogelgeluiden en de eerste zonnestralen. Die waarnemingen heb ik zo goed mogelijk in mijn geheugen proberen op te slaan. Ik hoop dat we zulke momenten nog vaker tegenkomen deze reis. De komende week wordt anders denk ik, eerst twee dagen het drukke toeristische Ayers Rock en dan de lange dagen over de Ootnadatta Track door de stoffige hete woestijn. Het verschil met de Tanami Road is vooral dat de etappes tussen de plaatsen niet zo lang zijn. Om de ongeveer 200 km komen we een dorp tegen met zo’n 10 inwoners. Na de Ootnadatta Track komen we weer in een natuurpark, de Flinders Range. Maar eerst naar het drukke en luxe Ayers Rock Resort.

    Dag 24, Zondag 19 november (296 km) – ‘Ayers Rock’

    SMS: Ayers Rock: Grote kiezel. Druk, te duur, geldsfeer, tourist trap, een vergissing van 500km. Ik wil hier weg!

    Erldura Roadhouse, 6:00 uur.

    De zon is net op en ook hier worden de vogels wakker als de wolken rood verkleuren. Maar hier zijn het geen subtiele rustgevende zangvogeltjes, maar honderden luidruchtige lawaaipapagaaien (galah’s). Het geluid is een combinatie van zeemeeuwen, vleermuizen en piepende schanieren. In grote groepen scheren ze over het kampeerterrein, tot iedereen met grote ogen rechtop in bed zit. Zelfs de luidruchtige kraaien kunnen er nauwelijks overheen komen. Maar de herrie neemt alweer af, ik kan de generator en de roadtrains op de Stuart Highway alweer horen, zucht.

    Yulara Resort, 12:00 uur

    "tourist trap", dat is het eerste woord waar we aan moeten denken als we Yulara binnen rijden. Yulara is het exploitatiecentrum voor Ayers Rock. Het is de enige toegestane verblijfplaats in de buurt van Ayers Rock. Grote lelijke hotels, een grote lege onpersoonlijke camping en belachelijke hoge prijzen. Alles is ingericht op grote groepen mensen en op geld verdienen. En dat voor een paar grote paarse kiezels in een lege woestijn. De eerste indruk van Ayers Rock is niet zo positief, zelfs de Rock zelf doet weinig indrukwekkend aan, zo in de verte. Ik heb nu al spijt dat we twee nachten hebben betaald en dat we hier met Andrea en Sylvana hebben afgesproken. Maar misschien valt het allemaal wel mee, we gaan de boel eerst maar eens verkennen.

    16:30 uur

    De tweede indruk is niet heel veel anders, maar de rots zelf is wel bijzonder. Het gekke is dat het echt een rotsblok is en geen berg, maar een groot stuk massief steen, dat uit een stuk bestaat: de grootste monoliet ter wereld. We zijn er omheen gereden en overal zie je mooie erosiepatronen. Ook gek dat het verder volkomen vlak is, zo plat als een pannenkoek met alleen Ayers Rock en de Olga’s in de verte. Morgen gaan we de Olga’s bekijken, een wat grotere rotsformatie dan Ayers Rock, maar geen eenzame monoliet.

    We zijn ook naar het Aboriginal Cultural Centre geweest, waar je wat meer van hun sprookjes (dreamtime stories) te zien krijgt en wat eenvoudige dansjes en zang. Binnen werken vreemd genoeg alleen blanken en mijn vragen over de huidige situatie van de Aboriginals bleven onbeantwoord. Frusterend. Ayers Rock maakt de verwarring alleen maar groter en daarom vind ik het een vervelende plaats. Het gebied is van de Abo’s, maar de kassa’s rinkelen en worden bediend door niet-Abo’s. De Abo’s willen niet dat de rots beklommen wordt, toch is er een trapleuning omhoog gemaakt en wordt de beklimming toegankelijk gemaakt. Veel tegenstrijdigheden.

    Opeens klonk er weer een "hello Nico". Ditmaal geen oude bekenden, maar nieuwe bekenden. Adrea en Sylvana hadden de West MacDonnells in een dag gezien en waren gelijk doorgereden, leuk. We zijn gelijk maar even met z’n vieren gaan eten bij een fast food restaurant in de resort. Daarna bleven we veel te lang babbelen en lagen we pas tegen 22:00 uur op bed, veel te laat, maar wel erg gezellig.

    Dag 25, maandag 20 november (136 km) – de klim en de valley of the winds

    SMS: "Na de beklimming van Ayers Rock en van de Mount Olga gaan we morgen (via de Stuarthwy naar het Zuiden) richting Coober Peddy en vanaf daar Oostwaarts volgens plan. We nemen iets meer tijd voor de Oodnadatta Track"

    Na een korte lawaaierige nacht ging om 5:15 uur de wekker. We waren al wakker geworden van de harde muziek van een vertrekkende groep. Precies om 6:00 uur kwamen Andrea en Sylvana ons ophalen voor de excursie naar Ayers Rock en de Olga’s. Als "the climb" open zou zijn zouden we naar Ayers Rock gaan en anders naar de Olga’s. De klim was open, dus we gingen een poging doen. Toen we aankwamen zagen we de toeristen als mieren het steile pad tegen te rots oplopen in silhouet tegen de blauwe lucht. Buslading na buslading na buslading Japanners en Europeanen, verschrikkelijk. Ook wij schoven aan om de 300m omhoog af te leggen. Het begin is het moeilijkst, de eerste 250m zijn erg stijl en de eerste 20 a 30 meter moet je zonder hulp van een ketting afleggen. Petra redde dat stuk helaas niet en strandde bij "chicken rock". Andrea is van beroep berggids in de Dolomieten en hij scheurde omhoog. Zwetend en kreunend zwoegde ik achter hem aan en Sylvana, die een beetje astmatisch is aangelegd, liep hijgend achter mij aan. Eenmaal boven ontbrak in eerste instantie het gevoel van voldoening en van ontzag. Er was nog net geen souvenirwinkel boven, maar zo’n sfeer hing er wel. Luidruchtig, schreeuwerig en respectloos. Andrea en ik waren allebei wat bedrukt en we liepen een paar honderd meter over de rots. Tot onze verbazing verstomde het geschreeuw en waren we opeens helemaal alleen in de stilte. Pas toen kwam er een gevoel van ontzag naar boven, maar ook een triest gevoel. Een ontzagwekkende plek omgetoverd in een commercieel toeristencirkcus, ontdaan van z’n waardigheid. En natuurlijk deden wij daar nu ook aan mee. We daalden weer af en ditmaal was het Sylvana, een ski lerares, die vooruit rende. Ik volgde weer kreunend en puffend.

    We waren bijna 2.5 uur op de rots geweest en nu gingen we op weg naar het volgende doel, de Olga’s. Op de rots had ik tegen Andrea gezegd dat ik de beklimming van de rots toch niet zo’n goede daad vond en dat ik daarvoor waarschijnlijk vandaag de kans zou krijgen om het goed te maken. We waren nog geen 10 minuten onderweg of de gelegenheid deed zich al voor, een Spaanse vrouw met een kapotte fiets. We stopten om haar te helpen. Haar fiets ging bij ons in de camper en zij zelf bij Andrea en Sylvana. Ze moest naar de Olga’s, waar haar reisgenoten waren. We reden verder, maar we stopten onderweg om kamelen te fotograferen, de Olga’s van een afstand te bewonderen en om een slang nader te onderzoeken (bleek een Taipan te zijn, een van de dodelijkste ter wereld, slik). Maar er ontstond een grappig sfeer, de Spaanse hoorde opeens ook bij ons reisgezelschap, het deed me een beetje aan een sprookje denken. Een groeiende groep reizigers die elkaar maar nauwelijks konden verstaan. De Spaanse verstond Italiaans en wat Frans en de Italianen verstonden wat Spaans. Sylvana spreekt alleen Italiaans en Duits en Andrea spreekt het liefst Engels. Wij spreken geen Spaans of Italiaans, dus met Andrea praten we Engels, met Sylvana Duits en met de Spaanse Frans, nogal vermoeiend allemaal. Na een poosje zoeken vonden we bij de Olga’s de andere Spanjaarden en namen we afscheid van de spaanse fietster. We hebben met z’n vieren een prachtige wandeling gemaakt door de valley of the winds. Het was wel een beetje tegen beter weten in, de wandeling stond namelijk beschreven als ‘difficult’ en op dat moment was het het heetst van de dag, hadden we niet veel water en hadden we net Ayers Rock in de benen. Maar het ging prima. De Olga’s zijn mooi, eigenlijk vond ik het leuker dan Ayers Rock, veel rustiger en veel mooier.

    ’s Avonds heeft Andrea gekookt, Risotto. Wij zorgden voor de wijn en de salade. Het smaakte allemaal stukken beter dan de fast food van gisteren. Na het eten zijn we toch nog even de zonsondergang bij Ayers Rock gaan bekijken, een verplicht nummer maar wel leuk. Het leuke is al die mensen op de speciale ‘sunset viewing’ parkeerplaatsen. Er hing bijna net zo’n sfeer als bij de zonsverduistering in Frankrijk vorig jaar. Allemaal mensen die volverwachting staan te turen. Toen de zon onderging lichtte de rots rood op in de woestijn. We hoeven naar dit gebied niet meer terug, maar toch ben ik blij dat we geweest zijn. You never never know if you never never go…

    Dag 26, dinsdag 21 november (734 km) – ‘Weer op de Stuart Highway’

    SMS: "Coober Pedy, Oodnadatta is dicht door de regen. Wij blijven Stuart Hwy volgen tot Port Augusta en vanaf daar Noord naar de Flinders range. Wat een leegte hier. Rood en groot"

    We werden gewekt door huilende dingo’s en even later begon de zon door het raam te schijnen. De papagaaien begonnen de krijsen en de duitse bus nast ons startte z’n motor en liet hem vervolgens een uur lopen voordat ze vertrokken. Kortom, tijd om op te staan dus. We hebben geslapen als een blok en we zijn er alleen nog even om middernacht uitgeweest om sterren te kijken. Nu kon ik het zuiderkruis en de magelhaanse wolken makkelijk vinden. Het zuiderkruis is lang niet zo opvallend als ik dacht, misschien omdat hij toch nog behoorlijk laag aan de zuidelijke horizon staat. Om 7 uur kwamen Andrea en Sylvana langs om te ontbijten en om afscheid te nemen. Hier scheiden onze wegen weer, zij gaan naar Kings Canyon (noordwaards) en wij naar Coober Pedy (zuidwaards). Er is een hele kleine kans dat we elkaar nog in de Flinder Range tegenkomen, maar dat laten we van het toeval afhangen. We zijn weer alleen, ook wel weer lekker.

    Kulgara Roadhouse, 12:00

    We zijn vlak bij de grens tussen Northern Territory en South Australia, tot nu toe hebben we nog maar 1 staat gezien. Het landschap is verschrikkelijk saai, rood zand en struiken afgewisseld met rood zand en struiken. De roadhouses dienen weer als oases. Het zijn zulke fantastische plekken om even de zintuigen weer wat op te peppen. De greyhounds en toerbussen stoppen er ook, dus er lopen altijd wel wat mensen rond. Als het landschap zo saai is en de wegen zo verschrikkelijk leeg dan is het even geen straf meer om een touringcar vol toeristen tegen te komen, of aussies, hippies en abo’s. We hebben 300 km gereden vandaag en het is nog bijna 500 km naar Coober Pedy, ik denk niet dat we dat vandaag gaan redden, gaaaap.

    Coober Pedy, 19:00

    Tjemig, wat een troosteloze plek. Tientallen kilometers voor het plaatsje doemde er een enorm tentenkamp op, honderden, duizenden tenten, alsof er een leger z’n kamp had opgeslagen. Toen we dichterbij kwamen bleken het geen tenten te zijn, maar hopen zand. Tussen de zandhopen stonden machines en waarschuwingsborden, we waren tussen de opaalmijnen van Coober Pedy aangeland. We volgden de weg tussen de zandhopen tot in het mijnstadje. De sfeer is alsof er iets tijdelijks per ongeluk permanent is geworden, krotten, verroeste machines, maar ook nieuwe leegstaande apartementen. Op de bijna lege straten zie je af en toe een bebaarde uitgebluste mijnwerker, een dronken wankelende aboriginal of een geschokte verdwaasde toerist. We staan op een ommuurd caravanpark bij een motel, een platgeslagen zandhoop gezellig omzoomd met watertanks en communicatiemasten.

    We zijn in een Chinees restaurant om de hoek gaan eten. Er zat een groep Chinezen te eten met een blanke man. De blanke man werd "mister Williams" genoemd en zat aan het hoofd van de tafel. Zo te zien was "mister Williams" een voorman en het leek erop alsof de Chinezen hem over wilde halen om een van hen niet te ontslaan, maar we vingen maar flarden van het gesprek op. Iedereen in het restaurant leek elkaar te kennen en een drukke luidruchtige serveerster rende van tafel tot tafel. Dat was trouwens de mooiste Chinese vrouw die ik ooit gezien heb, een lotusbloemetje in de woestijn, wat moet zo’n vrouw nou in een mijnstadje als dit. Wat moet zowiezo iemand hier, tsss…

    De Stuart Highway naar Coober Pedy toe was ook al zo troosteloos. Nog verlatener dan het noordelijke deel omdat hier zelfs de termietenheuvels ontbraken. Een onafgebroken roodbruine vlakte met verdord gras. We zagen opvallend veel ‘dode auto’s’ langs de weg, verroeste wrakken. Verder af en toe we een emoe, een dingo of een adelaar. Tegenliggers waren er bijna niet en de weinige die we wel tegenkwamen waren meestal roadtrains. Toch voelde het minder beklemmend dan het noordelijke deel, waarschijnlijk gewoon omdat we beginnen te wennen aan die eindeloze landschappen. Het is nu alleen nog erg lang en oersaai. Eigenlijk is de Stuart Highway zoals ik de Tanami Road had verwacht, maar dan verhard. In Marla begint de Ootnadatta Track, een onverharde weg door de woestijn naar de Flinders Ranges. Het oorspronkelijke plan zou ons hier de Stuart Highway doen verlaten, maar het mocht weer niet zo zijn. Na 100m Ootnadatta Track kwamen we de borden tegen, bijna de hele track is afgesloten wegens regen. Afgesloten op straffe van hoge boetes. Zoals het er nu uitziet kunnen het wel vergeten. Zelfs als we volgens plan B via Cooper Pedy naar Williams Creek rijden gaat het mis omdat het stuk tussen Marree en Lyndhurst ook dicht is. Waarschijnlijk volgen we dus de Stuart Highway tot Port Augusta en gaan we vanaf daar terug naar het noorden naar de flinders. Tjemig, dan bereiken we morgen de kust al!

    Dag 27, woensdag 22 november (663 km) – het continent doorgestoken

    SMS: Hawker, 100 km te N.O. van Port Augusta. Komende dagen in de Flinders range. Prachtig hier. 1 ½ uur meer daglicht dan eergisteren. Noordelijk continent doorkruist.

    Eigenlijk zag Coober Pedy er in het ochtendlicht best sfeervol uit. Stoffig, rommelig en alles dat je zag in het teken van de opalen. We informeerden links en rechts naar de condities van de wegen en naar het weer. Er werd regen voorspeld en dan kan je lange tijd vast komen te zitten. Maarja, de voorspelling zou het ook mis kunnen hebben. De lucht was blauw en de drang was groot om toch de dirtroad naar William Creek in te slaan. De waarschuwingsborden aan het begin van de William Creek Road logen er niet om, twee reservewielen, twee krikken, voor een week water, sleepkabels en een betrouwbaar iemand op de hoogte stellen van de plannen. Al met al vond ik het veel te riskant. Onder protest van Petra draaide ik de Stuart Highway op richting Port Augusta. Ohohoh, wat was dat stuk lelijk. Het landschap varieerde weer van bijna niets tot helemaal niets. Roadhouses waren er bijna niet meer, net zo min als tegenliggers. Eigenlijk doodden we de tijd met het tellen van rennende emoes en dode kangaroes. We deden raadspelletjes. Als we aan de horizon een communicatiemast zagen probeerden we de afstand te raden, degene die het dichtste bij zat had gewonnen. Meestal was het rond de 20 a 25 km.

    Een kleine opleving was Woomera, het Cape Canaveral van Australie. Het dorp is eigenlijk een militaire basis en zag er netjes en strak uit. Schone rechte straten en rechthoekige huizen. Woomera deed nog veel eenzamer aan dan Coober Pedy omdat we helemaal niemand op straat zagen. Het leek wel of er een atoombom gevallen was… eh, toevallig was het ook nog eens het gebied waar de enige atoomproeven in Australie zijn gehouden. De ruimtevaart vond plaats in de jaren 50 en 60 en daar probeert Woomera nog steeds vergeefs wat glans vandaan te houden. Het bordje bij het museum symoliseerde de vergane glorie een beetje, de toegangsprijs was verlaagt van $ 5.50 naar % 3.00 en nog steeds kwam er geen hond. Een stoere krantekop meldde dat in de verre toekomst een Duitse maatschappij misschien nog eens een raket ging lanceren vanaf Woomera, wauw…

    Enkele tientallen kilomters voor Port Augusta veranderde het landschap. Links van ons verschenen bergen aan de horizon, de Flinders Ranges, en het kale niets werd vervangen door bomen en gras. Af en toe reden we langs grote zoutmeren en er verschenen auto'’. In Port augusta eindigt de 2700 km lange Stuart Highway bij de kust en sluit daar weer aan op Highway 1, de kustweg om Australie heen. Op dit punt hadden we dus de overkant van het Australische continent bereikt! Yeeeeha!! Het was touch en go, we sloegen gelijk weer af naar het noorden richting de lokkende Flinders Ranges. We kwamen tot Hawker, een leuk dorpje in een mooi landschap. Wat een verademing na die verschrikkelijke leegte. Bergen, bomen, weilanden, boerderijen. Het is opeens ook anderhalf uur! langer licht dan twee dagen geleden omdat we zo’n stuk naar het zuiden gereden zijn. Net of we in een andere wereld zijn aangekomen.

    Dag 28, donderdag 23 november (60 km) – Wilpena Pound

    Wat een mooie sterrenhemel vannacht. Met een sterrenkaart in de hand heb ik de hemel afgespeurd en al m’n doelen gevonden. De Magelhaanse wolken, zuiderkruis, Alfa Centauri (de ster die het dichts bij ons staat) en zelfs de kolenzak nevel, een grote zwarte nevel die als silhouet tegen de melkweg te zien is. Jupiter en Saturnus stonden helder in de stier en Orion stond hoog aan de hemel, ondersteboven natuurlijk.

    We zijn in de derde fase van de tocht aangekomen, na de tropen en de woestijn zitten we nu in een wat gematigder gebied. Het is hier lente en de temperatuur is aangenaam. De dagen duren hier veel langer dan in het noordelijke deel van Australie. We zijn ook wel even toe aan een iets rustiger tempo na die twee lange rijdagen. We hebben een week om heel rustig de Flinders Rangers te gaan verkennen, lekker.

    We zijn ondertussen toch ook wel wat aan de warmte gewend geraakt. Petra zat de klagen dat ze het koud had, terwijl het toch nog zo’n 26 graden is. Maar gisteren zaten we nog in 36 graden en dat lijkt ook helemaal niet te heet als je in de schaduw zit. Oef, ik moet niet aan de kou in Nederland denken als we terugkomen.

    Verder wat het een extreme luierdag. We zijn naar Wilpena Pound gereden, 60 km verderop, en hebben daar een plaats gezocht op een grote lege camping. Zo groot en leeg dat we niet eens andere kampeerders kunnen zien. We hebben de rest van de dag zitten lezen en snoepen terwijl de vogels voor een achtergrondmuziekje zorgden. Er gebeurde toch nog wat spannends. We hoorden de bomen ruisen en er stak een lekker windje op. Maar al snel begon het hard te waaien en grote stofwolken stoven voorbij en om ons heen. Ik keek verbaasd om en zag de grote rode slurf van een windhoos boven de boven uitsteken en op ons afkomen….WAAAAAH!!. Ik riep tegen Petra dat ze een boom vast moest klemmen en zelf rende ik naar een andere boom. Zo’n 10 meter voor de rode slurf ons bereikte viel hij in een wolk van rood stof in elkaar en was het voorbij. Even hoorde we nog geraas een eind verderop, waarschijnlijk is de slurf gewoon door de lucht een eind verplaatst zoals we ooit een tornado in New Mexico zagen doen. Toch even schrikken zeg…

    De rest van de dag verliep zonder energieverlies. Tegen de avond begonnen de kangaroes rond te hippen, de krekels te tjirpen en de altijd aan wezige roze kakatoes weer luidruchtig te worden. Maar er zitten hier ook andere vogels die we nog niet gezien hadden. De meeste kangeroes hoor je voordat je ze ziet, ‘plof plof plof’ en dan komt er weer zo’n schoenmaat 99 voorbij, grappige beesten.

    Het landschap doet ons hier wat aan Amerika denken, behalve dan de belachelijk grote e-moes en de kangaroes. Maar het gele gras, het dennenbos, de lage bergen en zelfs de dorpen lijken erg op midden-Arizona.

    Dag 29, vrijdag 24 november (42 km) – Flinders Ranges National Park

    Het is warm en vochtig voor dit deel van Australie, "bloody Queensland weather" mopperde een aussie. Warm, plakkerig weer en gisteravond konden we daardoor moeilijk slapen. We hebben de ventilator al weken niet gebruikt, maar je zou bijna in de verleiding komen om weer een "powered site" te nemen. We waren vroeg op, om 5:30, omdat we de 18km lange Bridal Gap Walk wilden gaan lopen. De bergen lichtten rood op en de kangaroes hipten rond de camper. De papagaaien en magpies (eksters) waren ook weer van de partij, leuke plek is dit.

    Wilpena Pound is een hoogvlakte omringt door heuvels, een beetje zoals het Haut Plateau in de Vercors waar we eerder dit jaar een trektocht hebben gemaakt, maar dan veel minder hoog en veel minder spectaculair. Onze wandeling vandaag ging dwars over de hoogvlakte tot aan de rand en terug. Het landschap was weinig spectaculair en de begroeiing nogal saai. Voornamelijk een soort lage naaldbomen, maar op de ondergrond was het helemaal kaal. Geen struikje, mosje of grasje te zien. Wat wel mooi was waren de statige gumtrees, eucaliptusbomen, langs de rivier. Oeroude prachtig gevormde reuzen. In een veld bij het bos kwamen we een grote groep emoes tegen. Deze 2 meter hoge vogels zijn erg nieuwsgierig, maar ook schuw. Deze twee emoties raakten op ongeveer 10 meter van ons af in evenwicht, leuke beesten. En natuurlijk overal kangeroes, grazend, hippend, slapend en wippend. Overal zag je de grappige beesten tussen de bomen en op het pad. Samengevat: matig landschap, de flora sucks, maar de fauna is hartstikke leuk. Het werd bijna iets minder hartstikke leuk toen Petra zoals gewoonlijk weer eens ruzie kreeg met een slang. Even leek ze wel een Aboriginal terwijl ze schreeuwend een bizarre dans uitvoerde. Petra hupte van haar ene op haar andere voet terwijl de slang op z’n staart omhoog sprong en Petra in haar kuiten probeerde te bijten, tjemig, het leek wel een tekenfilm. Het duurde helaas te kort om er een foto van te maken. Opeens ‘rende’ de slang keihard weg, beurtelings op z’n staart en kop huppend, heel bizar. Ze moeten Petra wel hebben deze vakantie, ik heb haar nu al drie keer horen gillen. Eerst die hagedis die op haar been sprong, toen de dikke harige spin waar ze gisteren in greep en nu de slang. Maarja, ze vroeg er zelf om. Nog geen 10 minuten geleden had ze gezegd dat we maar zo weinig spinnen en slangen zagen, tja…

    Om 13:00 waren we terug, oververhit en dorstig. We verlieten Wilpena en reden via de scenic route naar Brachina Gorge, een heel mooi onverhard weggetje over heuvels en door dalen. Grasbomen, droge rivierbeddingen en leuke uitzichtpunten. En natuurlijk weer kangaroes en emoes, je kan bijna geen foto maken of er staat weer zo’n tweevoeter met z’n snuit of snavel vooraan. Brachina Gorge is een bushcamping area. Kampeerplekjes midden in de natuur zonder voorzieningen en een stalen buis waar je 6 dollar in kan stoppen. Prima, we hebben alles bij ons wat we nodig hebben, dus halverwege de middag installeerden we ons in de schaduw voor een paar uur luieren. Het is warm, erg warm, 38 graden in de schaduw.

    Brachina Gorge, 19:00 uur

    De zon is op weg naar de horizon en het licht wordt zachter. We staan naast de rivier die omzoomd is met gumtrees. Aan de rand van een veld met geel gras en groene dennen. Aan de andere kant van het veld zijn lage heuveltjes en aan de overkant van de rivier rode rotswanden. We staan hier helemaal alleen, dit is het soort plekjes dat we zoeken.
    Vanmorgen was er even een moment van verzadiging, de 88ste kangeroe en de 133ste emoe in een te droog landschap. Zo’n moment komt altijd op lange reizen, dan heb je wel genoeg gezien en verdwijnt het enthousiasme. Het komt ook een beetje omdat je aan het eind van de reis begint te denken en je niet meer oneindig veel tijd hebt. Vroeger kwam er bij mij altijd een soort teleurstelling, maar nu weet ik dat dat moment altijd komt en ik maak me er niet druk meer om. Tegenwoordig drukt het moment van teleurstelling maar heel even en gaat dan over in een gevoel van "zo klaar, en nu een Bavaria". Bijna letterlijk. De vakantiedoelen zijn op, we hebben alles gezien en gedaan wat we wilden doen. We gaan op onze lauweren rusten, pilsje, boekje, voeten omhoog en rustig over het landschap staren. Napraten over de reis, analyseren, de hoogtepunten en de dieptepunten op een rijtje zetten, zodat we een volgende keer het nog beter kunnen doen. Lekker ontspannen afbouwen dus, een weekje in een lagere versnelling.

    Dag 30, Zaterdag 25 november (132 km)

    We bleven helemaal alleen op het kleine campinkje en ’s morgens was ik er voor zonsopgang uit om het rode kleurenspel op de rotsen te kunnen zien. We hebben een paar uur in de schaduw zitten lezen en kijken tot Petra zei: "Wanneer laat je me de rest van het park zien?" tsss. We hebben dus vervolgens een flinke rondrit gemaakt over de onverharde wegen van het park, met als hoogtepunt een gigantische lunch in het stoffige mijnstadje Blinman. Aan het eind van de middag zochten we weer een camping op in de buurt van waar we vanmorgen waren. Het uitzicht is iets anders en de mieren zijn drie keer zo groot, maar ook hier zijn we helemaal alleen.

    Dag 31, zondag 26 november (126 km)

    Terug in Hawker na 3 nachten wildernis met kangeroes en emoes. Geen andere kampeerders gezien! Hittegolf hier, 38 graden, pffff, bier bijna op, mayday mayday....

    Aroona Valley 7:00 uur.

    Het klinkt saai, maar het ritueel is weer hetzelfde. Vroeg opgestaan om de zonsopgang te bekijken vanaf een heuveltje in de buurt. We zijn helemaal alleen in de vallei. Vanaf het heuveltje had ik een goed overzicht. De vallei is ongeveer een kilometer breed en 7 kilometer lang. Langs de rivier staan eucalyptusbomen en de rest van de vallei is begroeid met dennen en gras. Behalve wij zijn er zoals gewoonlijk weer de kangaroes en emoes. En natuurlijk de mieren en de vliegen, maar die probeer ik te negeren.

    We zijn eigenlijk wel klaar in de Flinders, maar we zijn nog steeds drie dagen voor op ons schema . We hebben dus nog een klein nationaal park extra ingelast, Mount Remarkable, in de buurt van Port Augusta. En daarna nog eventueel een dagje naar zee. Tot mijn verbazing heeft Petra er niet zoveel oren naar om langer aan zee te zijn. We zijn een beetje bang voor de drukte als we verder richting Adelaide rijden, vooral omdat we nu zo aan de stilte gewend zijn geraakt. Maar in het zuiden is het ook natter en eerlijk gezegd verlang ik ondertussen wel naar koel, groen en vochtig. Mmm, een koel nevelig herfstbos vol paddestoelen en vallende bladeren, zonder miljarden vliegen. Mos, varens, gras, goudgele berken en rode eiken. Zucht, maar daarvoor moet ik toch naar de andere kant van de wereld ben ik bang. Eigenlijk ben ik best wel blij dat we volgende week dat grote, hete land verlaten en weer naar ons eigen prachtige continent vliegen. Dit soort reizen zijn trouwens wel goed voor het Europa gevoel, vanaf dit perspectief lijkt het allemaal een pot nat, letterlijk.

    Hawker, 18:30 uur.

    Er is een gevoel van rust neergedaald. We hebben over vier dagen een afspraak met Barry en Kay Greenham, een Aussie echtpaar dat we vorig jaar op Kreta leerden kennen. We hebben dus vier dagen om de 400 km naar Adelaide af te leggen. Verder hebben we niet veel meer op het programma staan. We gaan nog wel naar Mount Remarkable National Park, maar het plan om er te gaan wandelen hebben we laten varen wegens de hittegolf. Vandaag was het hier 38 graden en dat blijft zo tot woensdag, de kranten staan er bol van. We gaan het dus gewoon heel rustig aan doen. Zelfs een briesje van meer dan je lichaamstemperatuur is niet verkoelend meer.

    Gelukkig heeft Hawker een zwembad, vlak naast de camping, dus daar zijn we maar even ingedoken. Dat hielp… even. Ik heb de draad weer opgepakt in een boek dat ik precies een jaar geleden in Londen heb gekocht, "in the land of Oz" van Howard Jacobsen. De schrijver heeft net als wij enige tijd als toerist door Australie gereisd en heeft zijn ervaringen en observaties op papier gezet. Het boek klopt zo ontzettend nauwgezet met onze reis, eng gewoon. Dezelfde campgrounds, dezelfde dingen die opvallen, dezelfde conclusies. Heel leuk om dat achteraf (of vooraf) te lezen, vooral omdat hij ook dingen gedaan heeft die wij niet gedaan hebben. Zoals uitgenodigd worden in een Abo dorp. Hij heeft de dingen zo goed op papier gezet, dat het me soms helpt om mijn eigen observaties beter te begrijpen. De aussies, de abo’s en zelfs de toeristen.

    Goh, er staat nog een andere kampeerder op de camping, zo druk is het in dagen al niet meer geweest. Vooral Petra ziet erg op tegen de drukte. De drukte van Adelaide en vooral de drukte op het werk. Mmm, nog maar niet teveel aan denken. Na de vorige reis, een wandeltocht in de Vercors, had ik een zware carrriere dip. Het scheelde toen niet zo heel veel of ik was een ander pad ingeslagen. Ik ben benieuwd hoe dat na deze reis zal zijn. Ik verwacht dat het iets minder sterk zal zijn, omdat ik nu niet echt momenten heb gehad dat ik dacht "zo moet het zijn". Eerlijk gezegd waren er meer momenten van "dit is verschrikkelijk, let’s get the hell out of here" Een indrukwekkend land, maar op de plekken die ik tot nu toe heb gezien, zou ik nooit van mijn leven willen wonen. De enige plek die ook maar enigszins acceptabel leek, was Alice Springs. Ik kreeg daar zelfs een aanbieding, ik zou veel geld kunnen verdienen als ik software voor Andrew’s opaalbedrijfje zou maken. Leuke gedachte.

    Dag 32, maandag 27 november (254 km) - "een heerlijk gehucht"

    Hawker, 7:30 uur

    We hebben uitgeslapen, tot 6:30 uur. Tot de zon ons de camper uitbrandde. Het wordt vandaag 41 graden, aaaarch! Ik geloof dat ik maar gewoon de hele dag rondjes ga rijden met de airco aan. Geen wolkje aan de hemel en de bergen in de verte zinderen al in de hitte. De hittegolf duurt nog twee dagen, woensdag wordt het veel koeler, 25 graden. We doen het rustig aan hier en tegen de tijd dat het echt warm begint te worden, vertrekken we naar Mout Remarkeble.

    Wat een schitterende sterrenhemel trouwens weer vannacht. Omdat we steeds met zonsopgang opstaan en we toch helemaal alleen zijn, doen we geen gordijntjes dicht. Als je dan ’s nachts je ogen open doet, zie je door alle ramen de sterren en planeten, mooi. De melkweg en de ondertussen bekende Magelhaanse wolken kan je ook niet missen.

    Melrose, 17:00 uur

    We hebben ons mee laten voeren in het lokale tempo. In alle rust hebben we in Hawker nog wat boodschappen gedaan bij het "Hawker shopping center", een nogal pretentieuze naam voor drie schappen, een plank met huur-video’s en een toonbank waar je hamburgers kunt kopen. Maar het is het enige dat er is, behalve de benzinepomp, en je komt er ook iedereen tegen, van bekakte engelse dametjes die net uit het "motherland" overgekomen lijken te zijn, tot de bejaarde aboriginal die niet kan tellen en daarom een hand geld ophield waaruit de zwaar getatoeëerde winkelier het juiste bedrag haalde. Wat een prachtige sfeervolle plek.

    Met tegenzin namen we afscheid van Hawker, nadat we nog even bij de kunstenaar van het dorp in zijn atelier gekeken hadden, en reden in een rustig tempo over de verlaten weg naar het zuiden. Een rustig tempo, want hoe langer we er over doen, des te langer we in de koele airconditioning konden blijven. Na een uur zagen we Port Augusta en de uitlopers van de oceaan liggen, Spencer Gulf. We reden via Highway 1 naar Mt. Remarkable NP, maar met de auto kan je niet echt het park inkomen. Het zag er wel mooi uit, groener en afwisselender dan de Flinders, echt een wandelplek, maar volgens de radio was het 40 graden, dus geen haar op ons hoofd die erover dacht om meer activiteiten te gaan ondernemen dan het optillen van een blikje bier, warm bier, omdat we de koelkast niet meer gebruiken wegens ondraaglijke stank van rotte eieren en bananenyoghurt, maar dat terzijde. Maar het was nog te vroeg en te heet om te stoppen, dus reden we verder naar Melrose, een dorp aan de andere kant van het park, volgens ons boek een "heerlijk gehucht".

    Via een spectaculair slingerweggetje langs rotsen en grasbomen, kwamen we achter het park terecht. Het landschap veranderde in een agrarisch landschap. Graanvelden, weilanden met koeien en schapen, boerderijen en dorpjes. Het leek net Duitsland of Noord Frankrijk, saai. Alleen de dorpjes waren heel anders. Uitgestorven dode plekken waar het zand en stof de gevels teisterden. Vervaagde uithangborden "hotel", "general store", "christian bookstore". Te heet, te stoffig, te eenzaam. De dorpjes deden me nog het meest denken aan de gehuchten uit een horror-verhaal van Stephen King. De sfeer was compleet toen ik een stop maakte in een openbaar toilet op een uitgestorven dorpspleintje. De naar binnen opengaande deur viel achter me dicht en toen ik omkeek zag ik op de deurklink een enorme wolfsspin zitten, een soort vogelspin. Grote zwarte ogen keken me aan terwijl zijn kaken heen en weer gingen, shit, ik zat gevangen. Ik knielde en pakte de onderkant van de deur en trok hem voorzichtig open, terwijl mijn gezicht op 15 cm van het monster hing. Het lukte, maar in de spleet van de deur zat er nog een!! Ik gooide de deur open en sprong naar buiten, daar werd ik gelijk besprongen door een zwerm sprinkhanen, tjemig, het leek wel een scene uit een griezelfilm. De sprinkhanen maken me niet zoveel uit, maar die reusachtige spinnen, brrr, walgelijk, de rillingen liepen over mijn rug. Tja, in een van die plaatsjes staan we nu, "het heerlijke gehucht" Melrose. Ik kan bijna de tune van "Twilight Zone" horen, maar volgens Petra is het gewoon een Kookaburra.

    Dag 33, dinsdag 28 november (315 km)

    We werden wakker gelachen, een demonisch geschreeuw, gevolgd door een gemeen lachje. Volgens Petra ditmaal een "laughing kookaburra", mmm. We hoorden het nog een paar keer en het leek inderdaad van zo’n vogel met zo’n rare grote kop te komen. We stonden dus maar op en zijn de Melrose Nature Walk gaan lopen, een ommetje van 4 km over grazige heuveltjes. Een grote zwarte slang glibberde voor ons weg en een rare dikke worstvormige hagedis kroop langzaam door het gras.

    Veel van de verhalen van Stephen King spelen zich af in een dorpje Sleepy Hollow en ik moest dan ook even slikken toen we het "heerlijke gehucht" weer binnenliepen en een bordje "Sleepy Hollow" zagen staan. Een vervallen ruine waar een paar zwarte katten omheen liepen, maakte het beeld compleet, brrr. We gaan nu even een kop koffie drinken bij de oude blacksmith, dus als dit het laatste is dat van ons vernomen wordt, zoek dan bij de oude smederij in Melrose.

    De smederij was dicht, pjew. We verlieten het dorp en kwamen prompt in een enorme sprinkhanenplaag terecht. Kilometer na kilometer reden we door wolken sprinkhanen met de ruitenwissers aan. Volgens de krant was er een ramp afgewend omdat het graan net op tijd geoogst werd, maar we zagen nog wel wat velden waar de sprinkhanen lekker bezig waren. We reden verder door het landschap van graanvelden en heuveltjes, een erg Europees aandoend landschap. In een van de dorpjes stopten we bij een Engels uitziende tearoom voor een pot thee en wat taartjes. Ik koos een Steak/Kidney Pie, een taartje met biefstuk en niertjes, Petra iets mierzoets. De bakker keek me bedenkelijk aan toen hij de taartjes kwam brengen.

    Bakker: "Are you sure you want this, mate?"
    Nico: "Yes, why?"
    Bakker: "Did you ever eat kidneys before?"
    Nico: "Yes, but never for breakfast."
    De bakker keek nog ongelukkiger en even dacht ik dat hij het schoteltje weer wilde meenemen.
    Bakker: "These are very strong, you know, sheep kidneys, we make them very strong."
    Nico: "That’s okay, no worries."
    De bakker zette de schotel met een klap voor me neer en haalde zijn schouders op. Toen hij wegliep wees hij nog even naar de wc deur en zei: "there is the toilet", tssss.
    De kidney pie was best lekker alleen het grote stuk chocoladetaart viel een beetje zwaar daarna, ik zat nog een uur chocola met nieren op te burpen. Petra had zich een beetje misselijk gegeten en zei dat ze voorlopig ook geen taartjes meer hoeft, opmerkelijk… Tja, het is moeilijk om je te beheersen als je in een winkel vol met lekkernijen staat, we hadden er beter allebei maar een uit kunnen kiezen, in plaats van gelijk twee…

    We reden verder naar zee, zo’n 50 km verderop en hier was het wonder boven wonder koel. Bewolkt en harde wind en onder de 30 graden, perfect. Petra heeft een poos met wat kinderen op het strand zitten spelen, terwijl ik lekker zat te lezen. Ondertussen werd de auto schoongemaakt door een ploeg ijverige mussen, die overal de geplette sprinkhanen vandaan peuterden.

    Gawler, 17:00 uur.

    Gawler Caravan Park, mooie groene grasveldjes, onberispelijk schone washokken, een slagboom en bladzijden vol regeltjes. Een sleutel voor de slagboom, een sleutel voor de wc en overal waarschuwingsbordjes. Tjemig, net The Motherland (Engeland) hier. Het landschap, de sfeer, de mensen. Zelfs de hittegolf is spontaan voorbij.

    Yeah, onze expeditie is definitief voorbij, eigenlijk al sinds we de Flinders Ranges verlieten. Nou klinkt het een beetje alsof ik overal liever wil zijn dan hier, maar dat is ook niet zo. Deze laatste dagen is een beetje "bezinningstijd". Er zijn niet veel nieuwe prikkels meer, dus we laten de reis wat inweken, trekken conclusies en zijn zelfs al een beetje bezig met volgende reizen. Ik zit een beetje in de fase waar ik half heimwee heb naar het voorbije avontuur en half heimwee naar huis. Het is in dit deel van Australie gewoon, tja, een beetje gewoon. Alledaagse landschappen, beschaving, verkeer en heel veel graanvelden. Geen emoes en kangeroes meer, we zitten al met een voet in Europa, lijkt het.

    Dag 34, woensdag 29 november (85 km) – ‘Barossa Valley’

    "Gawler, 50 km ten Noorden van Adelaide. Hittegolf en sprinkhanenplaag zijn voorbij. We hebben nu definitief de beschaving bereikt. Helaas erg saai hier. Avontuur is voorbij."

    Tjemig, de hittegolf is echt voorbij. Het koelde af tot onder de 20 graden en we zaten met een lange broek aan te bibberen buiten. Vannacht onder de 15 graden, heerlijk fris. Van mij mag het wel zo blijven de rest van de week. Bij een tam gebied hoort natuurlijk ook een tamme temperatuur en tegen die tamme temperatuur heb ik helemaal geen bezwaar.

    Barossa Valley is van Duitse oorsprong en dat is ook de sfeer die ze er proberen uit te stralen, tot aan de zuurkool met braadworst toe. We zijn bij een van de wineries wijn gaan proeven en hebben een rondleiding gehad. Best leuk. De rondleiding ging door een kasteel, die de landheer had laten bouwen om de kasteel/wijn traditie in ere te houden en diende als opslagplaats voor de grote hoeveelheid antiek, die ook nu nog gedeeltelijk daar stond. Ook hebben we een toeristische route gereden, met een leuk uitzichtpunt over de wijngaarden en langs een hele lange palmenlaan die leidde naar het Griekse mausoleum van de Seppeltsfield familie. Toch is deze sfeer van nep-geschiedenis (er stonden zelfs kasteeltorens) niet de sterkste kant van Australie en het drukke verkeer en bussen vol Japanners en Duitsers begonnen een beetje op mijn zenuwen te werken. Ik was dan ook blij toen we ’s middags een camping opzochten en ik even een aspirine naar binnen kon werken. Tussen de kangeroes en emoes in de Flinders Ranges was toch meer ontspannend.

    Dag 35, donderdag 30 november (106 km) – ‘Barry en Kay’

    Tjemig, het was echt koud vannacht, net iets boven de 10 graden, het lijkt wel november. En ook in de loop van de ochtend kwam mijn thermometer maar net boven de 20 graden. Lange broeken en jassen weer. We hebben 12 uur geslapen, mijn trage slome vermoeidheid en Petra’s chagrijnigheid van gisteren lijken opgelost. Allemaal naweeen van het dramatisch vertragen van het reistempo.

    Omdat we drie dagen te vroeg uit de outback kwamen heeft het net wat te lang geduurd, het luiwammesen bedoel ik, we zijn daar allebei niet zo goed in… Petra nog slechter dan ik. Een les voor de volgende keer. We moeten dan wat reserve reisdoelen hebben en de reis laten eindigen met een hoogtepunt. Maar de stad Adelaide komt nog, daar zien we allebei wel naar uit.

    En natuurlijk de afspraak met Barry en Kay. Om 15 uur , over 2 uur, hebben we afgesproken op een kruising ten noorden van Adelaide. Daar moeten we Barry dan in zijn witte Jaguar aantreffen. De afspraak is al maanden geleden gemaakt, op een bepaald tijdstip op een kruising ergens aan de andere kant van de wereld, grappig. Vreemde ontmoeting trouwens. We hebben ze anderhalf jaar geleden even gesproken in een vliegtuig van Irakleon naar Frankfurt en Barry gaf me z’n kaartje en zei dat als we ooit in de buurt waren dat we dan maar eens langs moesten komen. Toen hadden we helemaal nog niets gepland en we hebben ook verder geen contact met ze gehad, tot ik een maand voor vertrek een e-mailtje stuurde dat we eraan kwamen, grappig.

    We waren kwart voor drie op de afgesproken plaats en Barry kwam er net aanrijden in z’n witte Jaguar. Na een verwarrende rit naar z’n huis volgde een enorm gezellige avond met de beloofde aussie barbecue. Veel wijn, bier en likeur en ik kreeg helemaal de slappe lach van Kay. Ik had het koud en had mijn pijpen weer aan m’n broek geritst en een vest aangetrokken. Kay vond dat erg grappig omdat het toch nog 23 graden in huis was en ik had nogal zitten zeuren over de hitte in Australie. Ze kon het niet laten om keer op keer met een kinderstemmetje te zeggen "I’m coooold, I wanna go hoooooome". Naja, met al die drank op klonk het erg grappig in ieder geval, wat een leuke avond.

    Dag 36, vrijdag 1 december (20 km) – ‘Adelaide’

    "In het hotel in Adelaide. Camper ingeleverd en alles ingepakt. Nog even relaxen en dan de lange reis terug naar de kou. Rare kerstsfeer hier in de zomer"

    Ik was een beetje gedesoriënteerd en misselijk vannacht en ik was bang dat ik een kater zou hebben, maar toen ik om 7 uur wakker werd voelde ik me prima, in tegenstelling tot Petra. Nu had zei een keer de kater in plaats van ik, hah!

    Na het ontbijt hebben we alle spullen in de rugzakken geproopt en zijn we vertrokken naar Hertz. De camper werd zonder problemen geaccepteerd, ondanks de brandvlek van 20 cm diameter die Petra in de bank had gemaakt.

    We waren al om 10 uur in het hotel, het Barron Townhouse, en we hadden dus de rest van de dag om door Adelaide te slenteren. De stad doet wat Amerikaans aan, maar toch ook weer niet helemaal. Wel de rechthoekige opbouw met streets en avenues, maar geen yellow cabs of gigantische wolkenkrabbers. Af en toe een koloniaal gebouw, maar het meeste is modern. Veel meisjes in truttige schooluniformpjes, maar verder ziet iedereen er erg gewoontjes uit. Vreemd genoeg zagen we bijna alleen maar blanken en wat aziaten. Geen aboriginees of andere rassen. Niet te druk, niet te hectisch, maar wel enorm uitgestrekt omdat alles laagbouw is. Er hangt een gezonde economische sfeer, geen verpaupering gezien en geen bedelaars gezien. Ze zullen er best zijn, maar de eerste aanblik is bijna Engels netjes. We vonden het een leuke plek.

    Dag 37, zaterdag 2 december 2000 – ‘Naar huis’

    Barry en Kay hadden beloofd om ons naar het vliegveld te brengen en precies op tijd reed de witte Jaguar voor, een vertrek in stijl. Een laatste drankje en toen namen we afscheid. Het kostte even wat moeite om door de security te komen omdat een lullig ritsje van een binnenkant in m’n broek bleef piepen. Petra stond hard te lachen terwijl ik me onder het waakzame oog van een beveiligingstante half stond uit te kleden, grmpf. Heel leuk trouwens om in een ver land uitgezwaaid te worden. ‘Cya mates!’ schreeuwde Kay ons achterna, hahaha, leuke lui die aussies.

    Singapore 21:00

    Het eerste stuk zit erop. Bijna 6 uur gevlogen en over 2.5 uur gaan we verder naar Londen. Het is nu 23:30 volgens onze biologische klok en Petra ligt al zo ongeveer op apegapen. Ze is het al behoorlijk zat. Ik ben nog niet moe, hopelijk kan ik vannacht in het vliegtuig slapen. Die nacht duurt overigens iets van 20 uur ofzo omdat we naar het westen vliegen, tegen de draaiing van de aarde in (waardoor de zonsopgang ons niet te pakken kan krijgen).

    We vertrokken met daglicht en vlogen voor een deel langs onze route van de afgelopen weken. De stuart highway, de Flinders, Cooper Pedy en Ayers Rock. Verder rode leegte en af en toe bizarre kleurrijke landschappen met zoutmeren en opgedroogde rivieren, wat een vreemd land. Toen we Singapore naderden werd het donker.

    Mmm, nog even proberen bezig te blijven tot we vertrekken, anders val ik ten prooi aan dezelfde ellendige hangerigheid als Petra. Ah, weer een SMS van Erik.

    London 6:00

    Oh wat lang, oh wat ver, al 25 uur onderweg…gaaaap. We zijn Nederland voorbij gevlogen en zitten nu op het westelijk halfrond te wachten op onze aansluiting, grmpf…. Gaaaaaaap… kreun…zzzz

    Epiloog

    Tjemig, wat een reis, we zijn al weer weken terug, maar de reis galmt nog na. Het indrukwekkendste vond ik de leegte, de stilte en de afstanden. We hebben weer een paar wijze lessen geleerd en ervaringen opgedaan. De hitte speelde de grootste negatieve rol, vooral in het noorden De Stuart Highway hoef ik nooit meer te zien en de tropische hitte kan me ook gestolen worden net als de vliegen, de mieren en dronken aboriginals.

    Maar er waren toch ook een paar juweeltjes onderweg. De eenzame wandelingen, de ontmoetingen met de aussies, de sterrenhemel in de woestijn, de kangaroes en emoes, al die prachtige vogels en natuurlijk gewoon met z’n tweeen 5 weken op avontuur zijn. Wat minnetjes, wat plusjes, maar al met al een reis zoals een reis hoort te zijn. We liepen zelfs midden in de woestijn tegen ons eigen motto aan ‘you’ll never never know if you never never go…’, tjee, wat is reizen toch mooi…


    [ Home | Travel | Hiking | Photography | Links]